vendredi 31 mars 2023

De Teutoonse ridders in het prinsbisdom Luik

Op de flanken van de vallei, langs een van de mooiste wandelingen in Luik, « le sentier des coteaux », staat een onooglijk torentje, les Vieux Joncs. Vieux Joncs = Alden Biesen. Zou dat iets te maken hebben met het domein Alden Biesen in Limburg?
Jawel, en veel meer dan men zou denken. Dat torentje is een van de vele eigendommen van de Teutoonse Orde in de stad.
De rechtbank van eerste aanleg was een tijd gehuisvest in de vroegere  commanderij van de teutoonse ridders in Luik . Eind maart 2023 kondigt een zakenman een restauratie aan, na een lange leegstand. Dit gebouw is in handen van de Orde geweest tot in 1625, wanneer het werduitgewisseld met de Minderbroeders.
Maar dit is niet alles. De kerk van Saint André, place du marché, met zijn koepel, was een van hun parochiekerken. De parochie van Saint-Andre was een van de grootste van de Stad en telde in de 17° eeuw 2.250 Katholieken in 22 Straten. De pastoor was tezelfdertijd officieel aalmoezenier van die soldaten in pij. Veel kleiner was de parochie St. Gangulphe, met amper 100 zielen en een onderpastoor.
Behalve dit stulpje en hun kerk van sint André hadden die mannen nog een begijnhof in Hors-Chateau, een hospice en een paar kapelletjes. Ze zijn ook eigenaar geweest van het huidig bisschoppelijk paleis. De toeristische dienst organiseert een wandeling langs hun geschiedenis « Sur les traces des Chevaliers Teutoniques ».

1 commanderie Duitse Ridderorde
Die "Commanderie de Saint-André de l'Ordre Teutonique" hing af van de Grote Commanderie van Alden Biesen (Limburg) en bracht jaarlijks 1.000 Gulden in het bakje. Die monnikenridders zijn in Luik neergestreken in 1254, helemaal in het begin van hun geschiedenis, en dertig jaar na Alden Biesen.
Een paar km verder had die monnikenorde de COMMANDERIE van Sint Pietersvoeren. Daniel de Fouron, ridder en heer van die plaats, schonk het kasteel aan het commandeurschap van Alden Biezen in Bilzen toen bij toetrad tot de Teutoonse Orde. Vanaf dat moment wordt Sint Pietersvoeren een Heerlijkheid van de Teutoonse Orde. De heer van Sint Pietersvoeren was statutair opperste commandeur van Alden Biesen. De Heerlijkheid was direct leengoed van het Duitse keizerrijk. Het kasteel dat wij vandaag zien is het werk van commandeur Guillaume Quadt op de Beek en zijn opvolger baron Ferdinand de Rolshausen, in het begin van de zeventiende eeuw. Tot op de vooravond van de Franse (en Luikse) revolutie was die Orde dus nog heel dynamisch!
Ook de archicommanderij van Alden Biezen, gesticht in 1220, was in die periode nog springlevend. Getuige daarvan is de pracht van de kapel uit 1638.
De Teutoonse monniken hebben hun stempel gedrukt op het prinsbisdom. Zo was de prins-bisschop Ludwig-Anton von Pfalz-Neubourg , of, in het Frans, Louis Antoine de Palatinat de Neubourg (1660-1694), grootmeester van de Teutoonse Orde van 1684 tot 1694. Dat heerschap was ook prins-bisschop van Worms, en, excusez du peu, daarbij nog hertog van Beieren en graaf van Neuburg. Het is deze Louis Antoine die het fort van Pierreuse laat bouwen, dat later uitgegroeid is tot de citadel. Deze burcht werd terecht door de Luikenaars als een bedreiging gezien en niet als een bescherming(P7).
Het torentje van de Vieux Joncs: een klein overblijfsel van een overweldigende aanwezigheid!

Ondanks die overweldigende aanwezigheid is het enige wat de argeloze toerist ervan merkt dat torentje van de Vieux Joncs. Een gedeeltelijke verklaring daarvoor is dat het domein van de Teutoonse Orde in Luik na de Franse revolutie is verbeurd verklaard en verkocht. De curator is Leonard Defrance geweest; dezelfde man die zich met de kathedraal van Saint Lambert heeft beziggehouden.
U zult mij wellicht willen vragen: wat is dat voor een kathedraal; die bestaat toch niet? Het antwoord is: niet meer. Het is zoals die man die zich komt aanbieden als houthakker. Men vraagt naar zijn referenties. Hij zegt: ik heb in de Sahara gewerkt. De baas vraagt hem: hoezo, daar staan toch geen bomen? De houthakker antwoordt: niet meer…
Defrance heeft die kathedraal en een deel van de eigendommen van de Teutonen in stukken verkocht. Het lood van de daken leverde de kogels waarmee Napoleon in Austerlitz zegevierde. En het gebouw zelf was als het ware een steengroeve. Die Leonard Defrance – een verdienstelijk schilder trouwens – had zijn intrek genomen in een gebouw van de Teutoonse Orde in Pierreuse.
Maar fysisch gezien bestaan grote delen van het domein van de Teutoonse Orde nog. Als die niet meer in de verf gezet worden zijn daar twee redenen voor.
Ten eerste hebben de professoren zoals Pirenne en Kurth die na 1830 de geschiedenis van België hebben geschreven (herschreven) alles weggemoffeld dat niet in hun kraam paste. Die Duitse Orde is eerst en vooral niet een van de mooiste bladzijden van onze geschiedenis. En ten tweede stoorde het die geschiedkundigen een beetje dat het prinsbisdom Luik in feite altijd deel heeft uitgemaakt van het Germaanse Rijk.
De Teutoonse Orde: een zwarte bladzijde uit onze geschiedenis

Die Teutoonse Orde is een van de zwartste bladzijden uit onze geschiedenis. De militaire kloosterorden zijn, net als de cisterciënzerorde, een kind van de heilige Bernardus van Clervaux. Zijn Miles Christi waren onverbrekelijk verbonden met zijn project om het kloosterleven te herbronnen. De meest bekende van die kloosterorden zijn de tempeliers en de hospitaalridders. Maar daarnaast bestonden tal van andere militaire monnikenorden, waaronder die van de Teutoonse ridders, in het Duits Deutscher Ritterorden of Deutschritter-Orden genoemd. Wie het wat langer wil laten hangen kan van het Haus der Ritter des Hospitals Sankt Marien der Deutschen zu Jerusalem spreken. Dit is trouwens de huidige naam van die Orde, die in Alden Biesen nog een commanderij zou hebben.
Die monniken legden juist dezelfde geloften af als een contemplatieve monnik. Officieel mochten zij wat steviger eten wanneer zij op veldtocht waren. Maar ook de Cisterciënzers hadden 200 dagen « uitzondering » per jaar waar de vasten niet van toepassing was.
Officieel waren die orden opgericht om de toegang tot de heilige plaatsen te beschermen.
De officiële uitwendige vijand waren de Arabieren. Maar slecht een uiterst klein deel van de kruistochten zijn gevoerd voor Jeruzalem. Die « uitwendige vijand » was een goed voorwendsel tot territoriale expansie. Vasco Da Gama heeft onder het teken van het kruis op de Oostkust van Afrika huisgehouden. In 1502 doodde hij al de opvarenden van een schip dat van Mekka terugkwam. De Spaanse ridderorden lagen aan de basis van de Reconquista. Onze Teutoonse ridders zijn vooral actief geweest in het noorden, tegen de Pruisen, de Litouwers, de Russen (Eisenstein heeft in zijn Alexander
Nevski de nederlaag van de Teutoonse Ridders gefilmd op een slag op de dichtgevroren Peipuszee). Onze monniken hebben de een van de eerste genociden gepleegd tegen de Pruisen. Wat wij als Pruisen kennen zijn bedriegers die de naam van deze uitgemoorde volksstam hebben overgenomen.
Het begrip van uitwendige vijand was uiterst rekbaar. Zo had de Grote Spaanse Armada het statut van een kruistocht, tegen de anglicaanse ketters. Het orthodoxe Constantinopel werd door de kruisvaarders geplunderd. Hier kon men zelfs niet meer van ketters spreken.
En net zoals vandaag waren de kruistochten ook gericht tegen de inwendige vijand. Onze Teutoonse lieverdjes hebben bij Bremen de Stedingers onderworpen. Deze ontginners-boeren hadden laaggelegen gebieden drooggelegd en ingepolderd en weigerden -terecht -tienden te betalen aan de bisschop van Bremen. Waarop deze prompt de Teutoonse Ridders ter hulp riep.
Iedereen kent een beetje de kruistochten tegen de katharen in het Zuiden van Frankrijk. Ook op dat gebied heeft de Teutoonse Orde zijn sporen verdiend in de kruistochten tegen de Hussieten die in Praag en Tabor tientallen jaren de gevestigde machten hebben weerstand geboden. Tabor was een van de eerste kommunistische experimenten van de moderne geschiedenis. Een van hun leiders, de eenogige Ziska, had zijn sporen verdiend als huurling, aan de kant van de russen, tegen de Teutoonse Ridders. Hij had daar persoonlijk ervaren dat de Teutoonse Ridders niet onoverwinnelijk waren. Wat hem natuurlijk van pas kwam toen hij zijn communistische republiek moest verdedigen tegen die monniken in harnas…
En natuurlijk heeft iedere kruistocht een spoor van bloed nagelaten in alle joodse wijken van alle steden waar deze strijders voor God gepasseerd zijn…
Dit waren dus de lieverdjes van de Teutoonse monnikridders. Je zou al voor minder dat potje gedekt laten, zelfs als word je betaald om objectief de geschiedenis te schrijven.
Het prinsbisdom Luik: grensgebied van het Germaanse Rijk.
Verder passen de nauwe banden tussen het prinsbisdom en het "Heilige Roomse Rijk" niet helemaal in het historisch kader dat de geschiedsschrijvers die aan de wieg van België stonden wilden schetsen. Het prinsbisdom Luik als een speelbal van de Duitse Keizers, voor wie de Teutoonse Orde een deel van de kaders leverde, dat pas niet in dat kraam.
Een van de eerste raakpunten van Luik met de Teutoonse Orde dateert van de prille kindertijd van deze instelling. Verschillende pauzen hebben heftige ruzie gehad met de Duitse Keizer Frederik II. Die tweespalt sloeg diepe wonden in de Duitse Orde, tussen keizersgetrouwen en pausgetrouwen. Innocentius IV zond in 1247 op het hoogtepunt van de crisis in de Orde de bisschop Jacobus van Luik (de latere paus Urbanus IV) als legaat om de zaak op te lossen.

Zoals de naam het zegt werd Luik bestuurd door een prins die ook bisschop was. Deze prins werd in principe verkozen door het kapittel van de kathedraal. Maar dat was natuurlijk maar theorie. In feite was de functie van prins-bisschop erfelijk. Ik hoor je al vragen: waren die prins-bisschoppen dan geen celibatair? Men heeft die hindernis omzeild door de functie van coadjuteur te scheppen. De prins-bisschop mocht iemand van zijn familie aanduiden als coadjuteur, om hem op te volgen. Zo is de dynastie van Beieren gedurende 136 jaar aan de bak gebleven in Luik. Ferdinand van Beieren bijv. werd op 11 jarige leeftijd coadjuteur van zijn oom in 1601.
Door dat celibaat had de Duitse keizer dus zijn woordje te zeggen in de keuze van de prins-bisschop. Omdat deze heren sinds het tweede concilie van Tours (567nC) niet mochten trouwen kon de keizer, na elke dood van een prinsbisschop, een van zijn beschermelingen plezier doen en een van zijn pionnen plaatsen.
Dat celibaat stelde soms een « klein » probleempje. Een door de Duitse keizer geparachuteerd prins-bisschop (of was de parachute nog niet uitgevonden?) heeft ooit geprobeerd aan dat celibaat te ontkomen door zich enkel « verkozen » prinsbisschop te laten noemen, maar de Luikse bevolking heeft daar prompt gebruik van gemaakt om de macht van die prins te contesteren. De opstand van de
Hedroits heeft geduurd van 1402 tot 1408. De Hedroits zijn in 1408 verslagen in Othée...
Na een paar negatieve ervaringen van dat soort is de keizer begonnen met zijn selectie te maken uit de Teutoonse Orde; die monniken hadden tenslotte de kloostergeloften afgelegd en hadden – en dat was mooi meegenomen - als ridders een ernstige militaire bagage.
Een mooi voorbeeld is Johann von Wallenrode (1370-1419), Aartsbisschop van Riga, in de woelige periode van het Schisma en het Concilie van Konstanz. Op het Concilie van Konstanz (1414-1418) werd hij aangesteld als bewaker van Jan Hus, evenals van de afgezette paus Johannes XXIII (jawel, je hebt juist geteld. In de twintigste eeuw heeft een andere paus de naam aangenomen van die afgezette paus, met een knipoog naar de geschiedeniskenners). Onze Johann nam deel aan de pauskeuze van Maarten V in 1417; die bombardeerde hem prompt bisschop van Luik, in samenspraak met de keizer natuurlijk aan wie hij zijn paustroon te danken had. Die von Wallenrode is wereldklasse!
Twee eeuwen later vinden wij Louis Antoine de Palatinat de Neubourg (1660-1694) prins-bisschop en grootmeester van de Teutoonse Orde. Onze grootmeester hanteerde blijkbaar even goed het zwaard als de bisschopsstaf, want hij had in september 1683, als majoor generaal in het leger van de hertog van Lotharingen Wenen bevrijd van de Turken, en drie jaar later Buda bevrijd (niet Haren Buda natuurlijk, maar de helft van Budapest). Daar hangt nog een mooi verhaaltje aan vast: een Turkse kogel bleef steken op zijn grootmeesterkruis en redde hem zo het leven. Zoals wij al zeiden : Got mit Uns !
Wij hebben dus met Limburg niet alleen honderden jaren samengeleefd in het kader van het prinsbisdom. Wij hebben samen met hen onder de knoet geleefd van een van de meest bloeddorstige monnikenorden uit de geschiedenis.
Die kruistochten zijn, in ons collectief onderbewustzijn de basis voor de racistische campagnes die wij vandaag kennen. Deze campagnes moeten militaire interventies tegen de Arabische landen vergemakkelijken, in naam van een nieuw recht op inmenging. In die zin kan het maar positief zijn om dat onderbewuste bewust te maken…
Het Teutoons torentje van de Vieux Joncs heeft diepe wortels!
zie ook
https://histoiresdeliege.wordpress.com/2015/04/29/les-chevaliers-teutoniques-a-liege-la-tour-des-vieux-joncs/