mardi 11 avril 2023

Linx+ wandeling ‘Herstal anders bekeken.

Op 19 augustus 2023 gids ik voor Linx+, de sociaal-culturele vrijetijdspartner van het ABVV, een wandeling Herstal Anders bekeken.  Hierbij een beschrijving van de wandeling.

Hoe leeft Herstal een halve eeuw na de sluiting van zijn mijnen, van de staalfabriek van Chertal, van zijn motofabrieken? Wat blijft er over van de wapenproductie in de Cité des Armuriers?

Ik wil U vanaf het begin al zeggen dat het een heel groene wandeling wordt!

Onze wandeling start in het station. De muurschilderingen zijn van de Belgisch-congolese kunstenar Novadead, die zijn inspiratie vindt in de fauna en flora van zijn kindertijd. Het nagelnieuwe plein voor het station heeft als naam gekregen Place des Demoiselles. Die juffertjes waren de motos Sarolea, Gillet en FN.

In 1865 bouwde la Compagnie du Chemin de Fer Liégeois-Limbourgeois het eerste station waar nu het gebouw in rode beton staat, van de architectenbureaus Arcadis, SUMproject en ARJM . Dit gebouw  kreeg zelfs in 2015 een architectuurprijs. De stad betaalde de bouw, in het kader van de renovatie van zijn fabriekswijk (le quartier des usines). Maar Infrabel moest het niet hebben en sloot zijn loketten in 2013. Het huidig station is een PANG, Point d’Arrêt Non Gardé.

Het laatste echte station  van 1913 wordt nu in erfpacht verhuurd aan de stad.  De gevels en het tweetalig opschrift werden gezandstraald. Binnen werd alles leeggehaald. De ruimtes worden verhuurd aan verenigingen zoals het centrum voor gezinsplanning.

Het project kostte 1,6 miljoen waarvan 640.000 € werd betaald door  FEDER en 800.000 € door de Waalse Gemeenschap. De geslaagde restauratie is van het architectenbureau Pierre Maes

Deze spoorlijn bediende de  FN, Acec, de suikerfabriek van Liers en de mijnen van Milmort, Bonne Espérance, Grande et petite Bacnure.

Een landsschapstuin op de ruines van een wapenfabriek

Park Pieper photo P. Mahy

Langs het station heeft de stad een landsschapstuin aangelegd  waar tot in 1954 de wapenfabriek Pieper stond. Daar werkten tot 1000 man. In het park zien wij nog de ruines van vroegere bunkers. De familie Pieper monteerde in Nessonvaux  indertijd de Imperia : een hybriede wagen ver voor op zijn tijd. Vader Pieper was oprichter en hoofdaandeelhouder geweest van de FN. Maar in 1895 al verkoopt hij zijn aandelen aan de Duitse Ludwig Loewe & Cie, die op hun beurt hun aandelen moesten verkopen aan de Société Générale, na de oorlog, in1918. De wapenfabriek aan het station was dus een directe concurrent van de FN.

Boven het park passeert het Grote Routepad , de GR 412  (sentier des terrils Est). Die 412 verwijst naar 4/12, feestdag van Sint Barbara, patrones van de mijnwerkers. En de rue Champs des Oiseaux noemde vroeger chemin des Pucelles  dwz  de maagdenweg. Daar was in 1700 de mijn van de Maagd Maria actief.

Wat hogerop het kasteel van  Bernalmont met in het fronton het wapenschild van ridder  Hubert de Bernalmont. Die verkreeg in 1325 het recht om de grote kolenader van Sept Pieds uit te baten. Die ader was zeven voet dik. Voor de kolenlagen onder het waterniveau moest men een mand op vijf aan de Bernalmonts laten, vanwege de moeilijkheid om het water weg te pompen. Erboven was het maar een mand op zeven. Het kasteel wordt afgebroken na de Franse revolutie maar terug opgebouwd en in 1919 opgekocht door de Grande Bacnure om er zijn directeur in te logeren, 708.500 F. Ter vergelijking: in hetzelfde jaar kocht de mijn 43 werkmanshuisjes voor ongeveer 5.000 frank. Het kasteel had twee badzalen. De hoofdingenieur had er een, in het huis N°  50 rue Bernalmont. De meestergast had een douche.  Die woonde  N°134, rue des Petites Roches.De paviljoentjes van de  rue des Petites Roches, N° 104 tot 124, hadden een wasbak met een kraantje.

rue de la Crête
In de rue de la Crëte bouwde de mijn in 1947 20 huisjes voor families. De huisjes in de rue des  Petites Roches waren voor ongehuwden dwz merendeels mannen die naar hier gekomen waren zonder hun familie. De schuur van de kasteelboerderij is nu  club-house du golf.

Na de sluiting van de mijn kwam het kasteel leeg te staan en kende zelfs trwee branden.

Een democratische Golf?

En 2012 verbouwde Estate Merchant Investments het kasteel tot luxehotel. In de week-ends zat het vol dank zij de golf, maar in de week stond het leeg en in 2014 gaat het failliet. Eigenaardig genoeg is het gebouw eigendom gebleven van  Estate Merchant, die in 2016 een bouwvergunning krijgt voor een Golf Village I en II. Dit project werd nooit uitgevoerd.  De familie Daenen, die aandeelhouder was van Estate Merchant maar ook van de Société Immobilière Régionale (SIR)  verkocht waarschijnlijk zijn aandelen aan Patrick Chalant, die alles centraliseert in Valimo.

Tegenover de ingang van het kasteel, op het golfterrein, twee stenen met opschrift BACNURE N°2 / GC. / 441 m / 1971, en BACNURE N° 3 / GC. / 253 m /1971. Men noemt ze ‘tombes’, grafstenen.

Die putten werden gesloten in 1960, maar ondergronds werd nog verder gewerkt tot in 1971. De Grande en de Petite Bacnure  smolten samen in 1920. Ze maakten een ondergronds verbinding naar de rue J. Truffaut, waar de kolenwasserij was en de spoorweg. Het afval werd via een kabelbaan en een andere tunnel op de terril van Bernalmont gestort die wij straks beklimmen.

In de omtrek zijn een pak oudere putten, zoals de bur des Innocents, vermeld in 1748. In de rue des Petites Roches is in de tuin van n° 137, een sluitsteen V B (Vieux Bur ) des INNOCENTS / Grande Bacnure / 60 M / Date de Remblayage 1971. In het kasteelpark is nog een bur des Innocents.

La Cité Gérard Cloes

Links van de rue des Petites Roches volgen wij het wegje naar de verdwenen Cité Gérard Cloes. Wij volgen een padje tussen de  terrils van Belle Vue et van Bernalmont. Die twee mijnen hebben jarenlang mekaar wederzijds beschuldigd op hun terrein te storten.

Het volume van Bernalmont is 3 miljoen kubieke meter. De steenberg is 84 m hoog, 11,50 hectaren. Er werd gestort van 1920 tot 1971. Belle-Vue is maar de helft: 1,3 miljoen m3 en 80 m hoog. Er is gestort tot 1968.

De berken zijn pioniersbegroeiing, maar de  Robinia pseudoacacia (gewone-, schijn-, witte- of valse acacia) zijn aangeplant, voor het hout, en om de terril te fixeren. 

Vroeger hadden de mensen het recht om er kolen te rapen, "cotch'ter", zoals dat ook bestaat op de velden na de oogst. De mensen zijn die wegjes blijven gebruiken als wandelwegen. Die hebben geen enkel wettelijk statuut, maar een Waals decreet van 6/2/2014 maakt het mogelijk die te beschermen, na dertig jaar gebruik.


Het probleem is dat die twee  terrils eigendom zijn van Valimo.be.  En eigenlijk heel zwak beschermd zijn. In de ruimtelijke structuurplannen  staan ze geboekt als zones van industriele economische activiteit. Het decreet van 9 Mei 1985 van de Waalse Regio bepaalt dat ze valoriseerbaar zijn, wat dat ook wil zeggen.

In 1995 plaatste Luik de Bernalmont als centrale zone in haar Plan Communal de Développement de la Nature (P.C.D.N.) als essentieel element voor de biodiversiteit. Concreet betekent dit dat de de  rue de la Crête mag bebouwd worden maar dat een band van 10 meter moet afgerasterd worden die verbinding maakt met het park van het kasteel.

De bescherming van de terrils is uiterst moeilijk door het speciaal statuut van de vroegere mijnen. Deze mogen maar ontbonden worden als ze hun concessie hebben teruggegeven aan de staat. Dit gaat terug tot de Franse revolutie die wilde vermijden dat mijnconcessies werden opgekocht om speculatieve redenen, of niet verder werden uitgebaat wegens faillissement.

Vele Waalse terrils zijn nog altijd eigendom van vennootschappen in vereffening. Die zijn begonnen met hun huizen en gronden te verkopen. Daarmee werd met mondjesmaat wat mijnschade betaald, en dividenden aan de aandeelhouders.  Vele terrils werden ook afgegraven. Wat overbleef waren de moeilijk verkoopbare mijnterreinen en terrils.

Golf Bernalmont
De aandeelhouders van de hoger vermelde Société Immobilière Régionale hebben in 1988 nog een goede slag geslagen met de verkoop van een mijnterrein voor de golf, met steun van de stad, het Gewest en de sociale woningmaatschappij La Maison Liégeoise. Toen het stuk grond te groot bleek voor de golf verpatste men een deel ervan aan de Maison Liégeoise die anders andere katten had te geselen, met de verloedering van haar modelwijk Droixhe.  Op de aangekochte gronden aan de rand van de golf werd een klein (maar mooi) wijkje gebouwd bovenaan de rue Renardi.  In 2009 werden  nog 15 huizen gebouwd in Lavaniste voie, en in 2019 krijgt TPalm een vergunning voor  71 woningen. Officieel is de bouwmeester la Maison Liègeoise.

In 1990 heeft de SIR 4 miljoen vierkante meter gronden in zijn portefeuille waarvan de waarde op 273 miljoen geschat wordt.  In 2015 koopt Valimo alle kleine aandeelhouders uit en ontwikkelt een strategie van projectontwikkeling, tot en met de bouwvergunning. Die worden dan verkocht aan een bouwpromotor. Dit is de situatie vandaag voor de twee terrils.

De terril laat zich gaan

De rue Campagne de la Banse is twintig jaar lang afgesloten geweest na een grondverschuiving van de terril. De straat is maar vanaf dit jaar terug toegankelijk.

De Petite Bacnure is een van de laatste terrils die nog in brand staat. Een geluk bij een ongeluk: in 1989 oordeelde het mijninstituut Iniex dat de terril niet kon uitgebaat worden  omdat het percentage brandbaar materiaal te klein was. En het was zelfs gevaarlijk de rode schalie te recupereren voor tennisvelden en wegjes: in 1969 was een dodelijk ongeval gebeurd toen men er een bulldozer op gezet had.

In 1999 is dan die grondverschuiving.  De eigenaars (SIR) weigeren op te draaien voor de kosten. We krijgen een patstelling tot in 2006 het Hof van Beroep de stad dwingt om de nodige werken te doen en de kosten te verdelen met de eigenaars. Herstal legt hiervoor beslag op de schalie van de terril. Op 16 mars 2009  stemt de gemeenteraad de verkoop ervan wat inhoudt het afgraven van de mijnberg. De omwonenden weigeren dit vanwege het stof en het vrachtverkeer om die 3 miljoen kubiek af te voeren.  In maart 2020, is er nog een kleine grondverschuiving. Zelfs Valimo wil van de terril af, maar de stad is heel weigerachtig…

De kerk van La Préalle en Saint Chäle

De parochie van la Préalle is opgericht in 1856, in de hoop die mijnwerkersgeuzen in de schoot van de kerk te houden.  Het begon slecht toen de pastoor het feest van Saint Chäle wilde verbieden. Het gaat hier over de heilige Karel de Grote (Charles of Charlemagne). Dit is een lokale heilige enkel erkend in het aartsbisdom Keulen. Komt daarbij dat hij heilig werd verklaard door een tegenpaus. Op zijn feestdag stak iedere mijnwerker een stuk spek op zijn zwaard, wat het begin was van een drinkgelag waar de mijnbaas een deel van  betaalde.

Juist voor de voetgangerstunnel onder de spoorweg zien wij nog de grafsteen van de put n°1. De muurschildering – een eerbetoon aan de mijnwerkers- is van de kunstenaar Olivier Gratia, een initiatief van de Charlemagn’rie.

De kastanjelaar staat op de plaats van een vroegere mijn. De put van ongeveer 30 meter diep had de naam slecht gestut te zijn. Bij een instorting in 1775 kwamen een twintigtal mijnwerkers en mijnwerksters om het leven. Van de elf lijken die konden worden geborgen waren vier vrouwen. De overigen bleven onder. Op de gedempte put werd als aandenken die kastanjelaar geplant. De Petite Bacnure is een vroeger mijnwerkerscafé.

De Albert-barakken

Wij volgen zo dicht mogelijk de spoorweg en gaan de rue Haute Préalle naar boven. Rechts nemen wij de rue Dronet. Hier staan nog een aantal noodpaviljoenen die de burgemeester in 1928 kocht van de Stichting Koning Albert. Die hadden gediend om de woningnood op te lossen na de Grootte Oorlog. Herstal kocht 322 barakken. Dat was ongeveer het aantal huizen dat was afgebroken door de onteigeningen voor het Albertkanaal en de uitbreiding van de FN op de Prémadame waar wij straks passeren. Vandaag zijn er tientallen van die paviljoenen nog bewoond. Sommigen zien er zelfs niet slecht uit. Maar de toegankelijkheid is beperkt: de barakken werden ingeplant op verloren stukken grond. En, klein detail, de brandverzekering is duurder vanwege de houten structuur.

Infrabel heeft in Herstal zwaar geïnvesteerd in het opdoeken van spoorovergangen. Hier ging het over een voetgangersoverweg. Hiermee kan men bijna langs het spoor van Milmort tot het centrum van Luik fietsen of wandelen. Alleen mankeren hier en daar stukken, alles samen misschien 1000 meter.

De Rue du Bériwa heette op de kaart van 1841 Beau Roua; die mooie Roua of Rida was in 1841 wel zwart van het kolenschlam. Juist voor het wegje onder het spoor doorgaat had men bij de aanleg van de spoorwegberm in 1860 een afvoergalerij van een mijn(tje)  dichtgemetst. Na een waterdoorbraak liep de werf onder water.

De Nozémolen is afgebroken in 1934. Hij bestond al in 1240. Hij draaide op waterkracht maar door het pompen van de mijnen was de watertoevoer verminderd. Hij werkte vervolgens op stoom tot 1914.

De crêche: resultaat van de vrouwenstaking van 1966

De kindercrêche in de Avenue d’Alès is het resultaat van de vrouwenstaking van 1966. Een tastbaar resultaat. Want de andere verworvenheden van de staking zijn op een slinkse manier uitgehold. De directie verving ‘gelijk loon voor gelijk werk’ door ‘gelijk loon voor werk van dezelfde waarde’  (à travail de valeur égale salaire égal). Formeel werd er niet meer gediscrimineerd maar een aantal criteria voor de loonklassifikatie waren sexistisch met bijvoorbeeld veel punten voor fysieke inspanning. Een aantal andere waren verbonden met diploma’s; de directie beweerde dat de zwakke aanwezigheid van vrouwen in technische scholen een globaal probleem was, niet een probleem van de fabriek. De vrouwen kregen wel toegang tot de interne bedrijfsscholen. Zo kwam er in 1974 een tweede staking om de verworvenheden van 66 te behouden.

Wij volgen de nu verdwenen spooraftakking achter de fabriek. De spoorlijn liep tot aan de  Acecfabrieken en de mijn van Bonne Espérance. De sterarchitecte  Paola Viganò stelde in haar Masterplan voor de  ACEC een Low Line voor tussen die vroegere fabriek en het station, naar het model van de  "high line" van Manhattan op een vroegere spoorviaduct.  Het enige probleem is dat Infrabel die bedding heeft verkocht aan de aangelanden.

Entre les 2 usines

Wij passeren tussen de twee fabrieken. Die tweede fabriek was voor de  non-gun productie (wagens, camions, motos, autobussen enz…) gebouwd in 1929  op de site van Prémadame. Die civiele productie duurt niet lang : de herbewapening maakt dat heel snel werd oevergeschakeld op militaire productie van camions et motos voor het leger.  Na de oorlog, in 1949, bouwt de FN er straalmotoren. In 1977, wordt daar in het kader van het contract van de eeuw, de F100 motor geassembleerd voor de  F16. In 1979 verhuist die productie naar de zoning van Milmort. Sedert 2016 noemt die fabriek Safran Aero Boosters.

Prémadame photo A. Delville
Het gebouw van de Prémadame is van de architect Houyoux. Die was van 1927 tot 1931 architect van de FN. De fabriek werd gebouwd op een woud van 650 pilaren. De logistiek was op het gelijkvloers, met als ruggegraat de spoorweg. De montage gebeurde op het verdiep. Houyoux geeft het dak een betonnen structuur van 15 op 21 meter, verstevigd door grote bow-strings om de transportrails en overbrengingsmechanismen te dragen.

New Market koopt die 4,8 hectaren voor een peulschil in 1990. Ze verhuren een aantal jaren het gelijkvloers aan 43 KMO’s maar als de voornaamste huurder Lachaussée verhuist naar  de zoning van de Hauts Sarts nemen ze het architectenbureau Olivier DWEK onder de arm om een ecologisch dorp te bouwen op het eerste verdiep. Dwek haalt zijn inspiratie  bij Le Corbusier en zijn sociale woonblokken van de  Cité radieuse in Marseille. Zijn woningen op het eerste verdiep worden  « sociale woningen met een uitzicht van een miljardair ! »  Hij behoudt de dakstructuur die volgens hem –terecht- interessant is.

Maar het project blijkt wat hoog gegrepen voor Newmarket die als enige bankwaarborg het gebouw inbrengt. En verder was er geen enkel engagement van de stad voor het gelijkvloers waar Newmarket een museum en zelfs een overdekte markt voorspiegelde. De afbraak van die betonnen structuur zou meer kosten als de waarde van de grond.  In 2018 gaat Newmarket failliet. Het wordt een sluikstort en de stad moet de boel opruimen. Ze probeert nu de rekening door te schuiven naar de curator.

De Fabrique Nationale d’Armes de Guerre

De grote ingang van de FN fabriek is getuige geweest van ontelbare sociale conflicten. De ‘Fabricants d'Armes Réunis’ hadden in 1886 een syndicaat gevormd om 150.000 MAUSERgeweren te maken voor het Belgisch leger. De eerste fabriek van 1886  is nog te zien achteraan de binnenkoer. Het brevet MAUSER  was eigendom van de Duitse LOEWE die in 1896 50% van de aandelen overkoopt o.a. van Pieper. Ma de oorlog komen die aandelen in handen van de Société Générale.

De eerste grote staking van 11 weken is in 1928. In 1929 werkten er nog 9018 mensen Het aantal banen daalt tot 2580 in 1934. De FN vervoegt op 12 juni de grote staking van 1936. Die was begonnen aan de dokken in A’pen. Op 9 juni bezetten 3.000 mijnwerkers de Batteriemijn in Luik, gevolgd door de FN drie dagen later. Aan deze staking  danken wij de eerste week betaald verlof.

In 1939 stelt de  FN opnieuw 11.000 arbeiders te werk. In 1975 zijn er nog 10 286. In 1990 is dat geslonken tot 1.516. Browning International (jachtgeweren, 35% van het zakencijfer) verhuist met zijn honderd werkplaatsen naar de zoning des Hauts-Sarts maar blijft in de Groep Herstal die voor 100% in handen is van het Waalse Gewest. De defensieafdeling (65% van de omzet ) heeft nog een fabriek in Portugal en twee in de USA. Eind 2022 blijven 1300 jobs over in Herstal, waaronder 1183 met een contract van onbepaalde duur. In 2023 FN wil daarvan nog honderd laten afvloeien.

La Ruche

In 1966 staan de stakersvrouwen na de eerste dag van hun staking voor een gesloten poort. Ze trekken dan maar naar la Ruche (de Bijenkorf). Deze zaal is gebouwd in de nasleep van de opstand van 1886, en stichtingsjaar van de plaatselijke afdeling van de Belgische Werkliedenpartij. In 1895 haalt de partij zijn eerste negen verkozenen op dertien zetels.

De  coöperatieve vennootschap bouwt in 1897 zijn Volkshuis. In 1930 tekent de grote architect Joseph Moutschen de plannen voor een waar paleis, la Ruche. In 1970 koopt de stad het gebouw om het tien jaar later af te breken en er een spectaculair nieuw gemeentehuis te bouwen.

Wij hebben misschien geen mijnen meer, maar vanop het terras hebben wij een mooi zicht op de kolenhaven. En de strategische stock mazoet. Gerustellend in deze tijden van energieschaarste.

Wij gaan terug naar het station via de rue Faurieux. Het mooi gebouw N°41 heeft nog altijd zijn oorspronkelijke Art Nouveau vensters met brandglas. Die Art Nouveau viel samen met de stichting van de FN en er is veel kans dat het gebouwd is door een FNingenieur.

Met het park Browning zitten wij opnieuw op de LowLine. De aanleg heeft wat aangesleept omdat op die oude fabrieksterreinen een vervuiling is vastgesteld.

Hierbij de link naar het webartikel Linx+: https://linxplus.be/activiteiten/herstal-anders-bekeken/



Aucun commentaire: