lundi 5 janvier 2009

De rechtse scheve schaats van Simenon

Een jeugdzonde?
In 1920 krijgt Simenon een vaste rubriek « Hors du poulailler » in « La Gazette de Liège », onder het pseudoniem Monsieur le Coq of Georges Sim. In die rubriek publiceert hij onder de titel « Le Péril juif », een serie van 17 artikels die volgens Danielle Bajomée, directrice van het Studiecentrum Georges Simenon (ULg), radicaal en verschrikkelijk antisemiet zijn. Deze artikels klagen de meest invloedrijke joodse personaliteiten aan, op basis van « Le Protocole des sages de Sion ». De centrale thesis is een samenzwering op wereldvlak van joden en vrijmetselaars. Een uittreksel: « Alles hangt samen en alles wordt duidelijker in die nefaste beweging die de Oude wereld bedreigt: de joden hebben, in hun vernietigingsdrang en in hun winsthonger, het bolsjewisme op de wereld gezet.»
Pierre Assouline, een van de biografen die de rechtse sympathieën van onze schrijver hebben bestudeerd, schrijft het vaderschap van die artikels op rekening van de Luikse ultrakatholieke middens die dat dagblad controleerden.
Jacques-Charles Lemaire, professor aan de ULB en grote Simenonkenner, heeft ook op dit aspect gewerkt (ls 14 februari 2003).
Volgens deze simenoloog wil de jonge Simenon carrière maken, en daarom moet hij de lijn volgen van J Demarteau en « La Gazette de Liège ». De socialisten moeten worden afgemaakt? Hij doet het. De joden moeten worden aangevallen? Hij doet het. Jacques-Charles Lemaire roept verzachtende omstandigheden in. Simenon is geen politieke denker: volgens de schrijver gaat het hier om een bestelling van zijn krant. Zijn reeks over « Le Péril juif » is een samenraapsel van artikels die hij hier en daar bijeenzoekt. Hij schrijft wat de lezer van « La Gazette » graag leest.
Danielle Bajomée noteert dat de man die het waanbeeld oproept van de joodse inktvis in bepaalde romans ook die verwerpelijke clichés overneemt die het antisemitisme aanwakkeren. Bij Simenon zijn de joden dikwijls bankiers of diamantairs, ze hebben een kromme neus, gekrulde haren en ze stinken,
Deze artikels blijven Simenon achtervolgen. In 1985 schrijft hij aan een vriend: « Het is niet zonder verwondering dat ik ontdek dat al mijn ideeën van 16 tot mijn 20 jaar vandaag nog dezelfde zijn. Ik wil enkel een ding signaleren dat zijn belang heeft. Het gaat over 2 à 3 artikels die ik geschreven heb over Les Sages de Sion. Deze artikels geven in het geheel mijn opinies niet weer noch van toen noch van vandaag. Het was een bestelling die ik wel verplicht was uit te voeren. In dezelfde periode waren er onder de Poolse en Russische huurders van mijn moeder meer dan de helft joden waarmee ik perfect overeenkwam. Heel mijn leven door heb ik joodse vrienden gehad, waaronder mijn beste van allemaal, Pierre Lazareff. Ik ben dus helemaal niet antisemiet zoals die artikels op bestelling zouden kunnen suggereren » (Jean-Christophe Camus, Simenon avant Simenon. Les années de journalisme).
Die joodse vriend Pierre Lazareff is toevallig ook hoofdredacteur bij France Soir waar Simenon zijn brood verdient. Na een reeks artikels op bestelling nu ook vriendschap op bestelling?
Maar in de grond gaat het inderdaad niet over het individu Simenon. De Gazette de Liège, een gezaghebbende krant, die nauwe banden heeft met een regeringspartij, heeft hem die artikels gevraagd. Die gazet spreekt in oktober 1936, 14 jaar na het vertrek van Simenon, nog altijd over de "semiet Blum" (eerste minister van Frankrijk) en klaagt de « ploeg van métèques" aan die Frankrijk leiden. Letterlijk zijn métèques vreemdelingen in de oud Griekse ‘democratie, maar in het rechtse woordgebruik krijgt dit een zeer negatieve betekenis. Deze krant neemt zoals verschillende conservatieve dagbladen de lijst van hooggeplaatste joden over die gepubliceerd worden in het uiterst rechts blad Gringoire.
Wij zouden trouwens ook antisemitische standpunten kunnen vinden bij de grote socialistische voorman Destrée, had het Instituut met dezelfde naam niet zorgvuldig zijn teksten uitgekuist. « Het antisemitisme maakt deel uit van de intellectuele bagage van die tijd, legt de historicus Jean-Philippe Schreiber uit, die in 1995 de affaire uitbrengt. In die periode worden de joden gelinkt aan de financies, en aan de plutocratie. Maar bij Destrée krijgt dit antisemitisme raciale kenmerken ».
Die “intellectuele bagage van die tijd” is natuurlijk geen reden om deze standpunten goed te keuren. Er waren wel degelijk politieke stromingen in die periode die daartegnin zijn gegaan. Ironisch genoeg waren het vooral de bolchevieken die met het tsarisme ook een eeuwenoude traditie van jodenprogroms hebben buitengewipt. Juist die bolchevieken die Simenon met de joden op een hoop gooit…
Simenon « persiste et signe »
Simenon stopt wel niet na die « jeugdzonde ». Op 31 jaar, vier dagen voor de brand van de Rijksdag, beweert Simenon Hitler vier maal ontmoet te hebben op het Kaisershof. Die ontmoeting is twijfelachtig , hij heeft die hoogstens gekruist in de lift. Dat belet niet dat hem dat stof oplevert voor een artikel voor Paris Soir (de krant van zijn vriend Lazareff) waarin hij uitlegt hoe Hitler en Goering alles geënsceneerd hebben om een officieel voorwendsel te hebben om de repressie te lanceren tegen de communisten. De conclusie van zijn zesde artikel van een serie "Europa 33" toont duidelijk naar wie zijn sympathie gaat: "Wel, er zijn enkele tientallen miljoenen Duitsers die de indruk hebben dat men hen eindelijk een doel heeft gegeven in het leven. En wie dat verwezenlijkt heeft is Hitler! De mensen krioelden door elkaar in wanorde en amuseerden zich zo goed en zo kwaad als het ging, zonder overtuiging, iedereen volgt zijn goesting, waardoor er een algemeen ongenoegen was. Hitler heeft hen terug in rijen gezet. Hij zal hen opmonteren, hen in het nieuw steken van boven tot beneden." (Simenon, Pierre Assouline, Julliard 1992).
Net zoals met de antisemitische artikels in de Gazette de Liège is het hoofdprobleem weer niet de proHitler standpunten van Simenon. Paris-Soir is een van de grootste Franse kranten, en het is geen uiterst rechtse krant. Het is alleen een krant die « altijd aan de kant staat van wie de macht heeft ».
Ironie van dit verhaal is dat onder de oorlog het Franse Commissariaat voor Joodse vraagstukken een enquête vraagt over de Arische afkomst van Simenon. Hij krijgt een maand om die te bewijzen. De klacht wordt geklasseerd zonder gevolg, hoewel er misschien een basis voor was. Simenon = Simon: de nazi’s roken onraad… De voorouders van Simenon woonden in het jodenstraatje. In een brief aan Pierre Deligny, 5 mei 1983, schrijft Simenon dat hij die «gegevens over Vlijtingen heel amusant vindt. Het geestigste vind ik de Jodenstraat waar mijn voorouders zouden hebben gewoond. Ik leer ook dat Simenon wil zeggen ‘de kleine Simon’, van Simon de Zeloot. Voor wat mij betreft, als er bij mijn voorouders joden zijn geweest, dan stoort mij dat helemaal niet. Christus was er ook een, evenals de heilige maagd en al de apostelen. Ik wist niet dat er meer dan vijftig Simenons begraven zijn in Vlijtingen, maar ik heb niet de minste zin heeft om hen snel in het graf te vervoegen».
De joodse vriend van Simenon, Pierre Lazareff van France Soir zal zijn Franse nationaliteit worden afgenomen door Petain.
Simenonlieu en de affaire van de Prins Stavisky
Eind 1933 kruipt Simenon in de huid van Maigret, naar aanleiding van de affaire Stavisky. Deze oplichter is een Russische jood die de Franse nationaliteit heeft verkregen. Hij valt door de mand en pleegt zelfmoord. Een paar maand later pleegt de chef van de financiële sectie van het Parket van de Seine, die het onderzoek leidt tegen Stavisky, ook zelfmoord. Uiterst rechts profiteert van die schandalen om de regering te destabiliseren en laat uitschijnen dat het om moorden zou gaan. Simenon wil dat ook bewijzen, en begint een persoonlijke enquête die als feuilleton wordt opgenomen in Paris Soir. Simenon slaagt er niet in zijn beschuldigingen hard te maken; deze enquête levert hem de bijnaam op Simenonlieu (« un non lieu » = geklasseerd zonder gevolg). Deze haatcampagne loopt uit op het oproer van 6 februari, met 15 doden en 2000 gekwetsten. Het Syndicaat van Journalisten doet een enquête naar de beschuldigingen als zouden ambtenaren van de PJ en van de Staatsveiligheid direct meegewerkt hebben aan de enquête van Simenon (Simenon, par Pierre Assouline, Julliard 1992).
Tot hiertoe zouden wij dit kunnen betitelen als journalistieke slippertjes waarbij, als het puntje bij paaltje komt, de nazi’s hem dan nog op de nek vallen.
Enkele tienduizenden slachtoffers van de shoah…
Maar die slippertjes zijn wel systematisch in dezelfde richting; en het moet wel gezegd dat Simenon traag is om de lessen hieruit te trekken. Lemaire legt uit dat Simenon in «Crime inpuni» van 1953, de 6.000.000 slachtoffers van de shoah herleidt tot «enkele tienduizenden». In « Quand j’étais vieux » durft hij schrijven: « Hitler heeft waarschijnlijk over de joden gesproken zoals ik dinsdag over de coloradokevers sprak, omdat men hem vroeg om erover te spreken en omdat dat blijkbaar een goed onderwerp was. Ik ben ervan overtuigd dat hij helemaal niet gedacht heeft dat men hem zou dwingen om daarop terug te komen en om uiteindelijk ik weet niet hoeveel miljoen Israëlieten te doden » (JC Lemaire Simenon jeune journaliste p55).
Ik denk dat dit vandaag wel een klacht tegen negationisme zou opleveren. Maar de tijden zijn veranderd, nietwaar (gelukkig maar).
Onder de bezetting verkocht Simenon zijn auteursrechten aan de Duitse filmonderneming Continental. In 1942 lanceert Continental drie verfilmingen van commissaris Maigret: « Signé Picpus », « Cécile est morte » en « Les Caves du Majestic » die slechts uitgebracht wordt in oktober 1945.
Maar dat was het geval met veel schrijvers. Daarom is Stijn Streuvels nog geen Cyriel Verschaeve…
JC Lemaire heeft een internetsite die zeer uitvoerig ingaat op dit aspect . Zijn boek heeft als titel « Simenon, jeune journaliste, Complexe, 240 pp., 2003. Een ander boek dat uitvoerig op dit aspect ingaat, is Assouline die trouwens doorwerkt op de stellingen van Lemaire. JAN GERRITSEN bespreekt het boek van Assouline uitvoerig onder de titel « Onthullingen over antisemitisme in nieuwe biografie: Georges Simenon was een "door en door rechtse man ».
De litteraire samenwerking van Simenon met de pers van Rex
Om niet alles op een hoop te gooien bespreek ik hier de journalistieke samenwerking van Simenon met de Belgische collaboratie.
Zijn broer Christian Simenon was een Rex-kopstuk. In augustus 1944 leidde Christian een rexistisch strafcommando in Jumet waar 19 gijzelaars worden omgebracht. In augustus 1946 wordt hij bij verstek ter dood veroordeeld in Charleroi. Zijn medeplichtigen beschuldigen hem ervan de lader van zijn wapen te hebben leeggeschoten op de pastoordeken van Charleroi, Pierre Harmignie. Georges hielp Christian om zich te laten inlijven bij het Franse Vreemdelingenlegioen om te ontsnappen aan die doodstraf. Christian sterft op de route coloniale 4 in Vietnam op 31/10/1947.
De Waalse toneelschrijver Jean Louvet schreef in 1994 het toneelstuk Simenon dat op een pakkende manier de tweestrijd tussen de twee broers Simenon weergeeft. Een uittreksel :
Simenon
Ik heb nooit aan politiek gedaan.
In 40, in Frankrijk, hield ik mij bezig met de Belgische vluchtelingen.
Ik heb mij gegeven zonder te rekenen.
(men hoort twee schoten. Een man wordt neergeschoten door de rexisten)
Simenon: moordenaars!
Christian Simenon: Maak je geen illusies. Elk van ons is op zijn manier een moordenaar. Vergeet niet dat wij aan de wereld moeten bewijzen dat wij viriel zijn. Jij hebt de oplossing gevonden: je scchrijft. Ik heb niet jouw talent. Wij zijn niet voor niets broers. Wij hebben een punt gemeen: wij zijn tegen de klassenstrijd. Vour jou maakt de dikke Maigret alles goed. En daarna gaat hij vissen en denkt aan zijn pensioen …
(de pastoordeken Pierre Harmegnie komt op)
Simenon: Ik wacht soms op U s’avonds, als het laat wordt.

(Jean Louvet begint in de staking 1960-1961 in La Louvière met de groep Théâtre prolétarien. Hij schreef in 1982 ook een stuk over Julien Lahaut: « L’homme qui avait le soleil dans sa poche »).
De broer van Régine (Tigy) Renson, de eerste grote liefde van Simenon, is Ivan Renchon. Deze was medeoprichter van de Union corporative des classes Moyennes, een rechts katholieke en conservatieve organisatie, dicht bij Degrelle . Leon DEGRELLE neemt in een postuum boek « Tintin, mon copain » een hoofdstuk op met als titel «De Rexist Simenon». Niks over Christian Simenon, maar een foto van Georges in 1939 «opgedragen aan Le Pays réel». « Le Pays Réel » was de krant van Degrelle.
Met dergelijke familie is het dan ook niet verwonderlijk dat Simenon zich in juin 1943 laat fotograferen met de pijp in de mond door de Luikse collaboratiekrant La Légia. Hij staat op de voorpagina van La Légia op 19-20, 21 et 23 juni 1943. Op oudejaarsavond 1942 publiceert L’Avenir een lang artikel met een commentaar van de hand van Simenon zelf, over de detectiveroman. In juin 1943 staat een lang interview met hem in Terre wallonne, het weekblad van La Légia, samen met enkele bladzijden uit Pedigree. Dit is een superscoop: Pedigree komt slechts uit in 1948. Claude Menguy schrijft : « De littéraire aanwezigheid van Simenon in de persorganen dicht bij Rex (L’Avenir, La Légia, Terre wallonne) zou kunnen laten denken dat onze auteur deze radicale vleugel van de collaboratie heeft gesteund. Daar is nooit het bewijs van geleverd. Maar men kan terecht veronderstellen dat Christian Simenon, politiek verantwoordelijke van die beweging, de colonnes van de rexistische dagbladen heeft opengesteld voor zijn broer en omgekeerd zijn broer heeft gesolliciteerd hiervoor. Maar het Fonds Simenon van de ULG heeft niet de briefwisseling tussen de twee broers » (« Sélection d’interviews de Simenon », dans Cahiers Simenon, 3, 1989, p. 169).
In afwachting dat iemand die briefwisseling tussen de twee broers uitspit wil ik wel de thesis aanhouden van Georges Simenon als een rechtse opportunist. Dit opportunisme komt ook tot uiting in de tactiek waarmee hij zich probeert wit te wassen na de oorlog. In februari 1945 laat hij zich fotograferen met L’Humanité in de hand, het blad van de Franse Communistische partij. Op 18 april 1945, wordt hij van elke collaboratie vrijgesproken door een rechtbank van La Roche-sur-Yon.
Maar moeten wij toch geen onderscheid maken tussen de mens Simenon en de schrijver? Hij was wellicht uiterst rechts, « so what » ? In welke mate hebben zijn politieke standpunten zijn werken beinvloed ? Moeten wij bij het lezen van een Maigret opletten om met de paplepel niet het uiterstrechtse gedachtengoed binnen te lepelen ?
Maar daarvoor moet je wachten op mijn volgende blog : Simenon rechts : So What ?

Interessante sites (In het frans )
DISCOURS A SIMENON welkomstrede aan Simenon door de historicus Carlo Bronne in de Académie Royale de langue et de littérature françaises de Belgique – 1952
Didier Pasamonik bespreekt het boek van Jacques-Charles Lemaître, Simenon jeune journaliste, un « anarchiste » conformiste, Editions Complexe

Aucun commentaire: