Ik ben een greeter. Hierbij een voorstel van wandeling vanuit het station Liège-Guillemins. Wist U dat dit bijna "Liège-Limburg" noemde?
Een
suggestie gelanceerd door wijlen Steve Stevaert en de Waalse minister van Economie,
Jean-Claude Marcourt.
Dit is geen
station, maar een kunstwerk! Calatrava zegt het zelf: "Als men in het station staat bekijkt men
niet meer de vorm maar is men in de ruimte, is men het kunstwerk
binnengedrongen." De BBC sprak – terecht – over de Guillemins als
“his latest sculpture”. Maar juist zoals niemand Miss België zal vragen om een
lek te komen repareren raad ik ten stelligste af om de artiest Calatrava te
vragen om een bouwwerk te realiseren. Dat is gegarandeerd om moeilijkheden
vragen! Zie hiervoor mijn blog
In het teken van de vurige stede
Onze wandeling staat in het teken van de vurige stede. Iets wat men associeert met de supporters van de Standard, maar eigenlijk de titel van een historische roman uit 1905 van graaf Henry Carton de Wiart, die verwijst naar de brand van de stad door Karel de Stoute in 1468. Wij worden er vanaf onze eerste stappen mee geconfronteerd. De toren van Rosen rechts van ons staat er nog omdat hij in 1959 geklasseerd is, maar het huis Rigo op het einde van de esplanade in wording staat er nog omdat er een actiecomité vraagt om het te behouden.En voor de rest is er de strijd tussen bouwpromotoren en tussen toparchitecten zoals Calatrava en architectenbureau Jaspers-Eyes.
http://www.jaspers-eyers.be/
Drie bouwpromotoren willen er tienduizenden meters bureaus neerplanten: Fedimmo heeft zijn (mooi) gebouw voor het Calatrava-kunstwerk neergepoot, tot groot verdriet van de kunstenaar die jaren geprobeerd heeft dit project af te stoppen, en breit daar nog een «Paradis Express» aan. In 2016 verwerpt de Staatsraad het beroep van de NMBS (lees: Calatrava) tegen Fedimmo…. Een derde eend in de bijt is de Circusgroep die geduldig alle gebouwen die in de buurt te koop kwamen heeft opgekocht.
Een nieuwe as van het station naar een winkelcentrum
De stad
Luik en Infrabel hebben jarenlang geprocedeerd over hoe de esplanade er moest
uit zien.
Calatrava
heeft zijn waterpartij en grasveldje. De stad wil in het kader van de
stadvernieuwing een nieuwe as creëren die van het station naar het
winkelcentrum Mediacité gaat, met een nieuwe voetgangersbrug over de Maas en
een nieuw museum als publiektrekker middenin. Dit wordt het begin van onze
wandeling, tot aan het nieuwe museum tenminste. Laten wij dat winkelcentrum
voor wat het is. Voor de opening van Primark in Hasselt hoorde men in de Primark
van de Mediacité veel Limburgs….
Greisch en 'la belle liégeoise'
Luik heeft
de kaaien voor de Guillemins helemaal opnieuw aangelegd, en geprobeerd die
verkeersluw te maken. Misschien moet een deel al heraangelegd worden om de Tour
de France er te laten passeren. Als sluitstuk is in de zomer van 2016 een
nieuwe voetgangersbrug gebouwd over de Maas. Die mooie brug is het werk van het
ingenieursbureau Greisch, een topper op wereldvlak. De viaduct van Millau is
Greisch. De brug van Wandre gebouwd in 1987 werd zes jaar later al geklasseerd
als historisch patrimonium.
Théroigne, amante du carnage, excitant à l’assaut un peuple sans souliers
De
voetgangersbrug kreeg de naam van la Belle Liégeoise. Dit was de bijnaam van Anne-Josèphe
Théroigne de Méricourt, http://perso.infonie.be/liege06/12douze10.htm
een naam
die men terecht te moeilijk vond. In Parijs vonden ze dat Méricourt voornamer
klonk. Haar vader was van Marcourt in de provincie Luxemburg. Maar dat was in
Parijs geen probleem om haar Liégeoise te noemen. Dit is dus geen imperialisme
van de Luikenaars. Marcourt maakte in die periode trouwens nog deel uit van het
Prinsbisdom Luik…
Deze
feministe avant la lettre riep in 1792 op een falanx van amazones op te
richten. Over haar schreef Charles Baudelaire in Les
Fleurs du Mal : « Avez-vous vu Théroigne, amante du carnage, /
Excitant à l’assaut un peuple sans souliers, / La joue et l’œil en feu, jouant
son personnage, / Et montant, sabre au poing, les royaux
escaliers ? »
Het was vooral een avonturierster, zoals in
alle revoluties opduiken. Maar er zijn rond haar persoontje een pak mythes
geweven, vanuit royalistische kringen. Waardoor het moeilijk is haar rol(letje) in de Franse
revolutie juist in te schatten. Ze werd ‘onderhouden’ door de speculant
Brissot, speculant en en passant ook leider van de Girondijnen. De Montagnards
van Robespierre klaagden haar in mei
1793 aan als en handlangster van die
Brissot, waarna ze zo’n rammeling kreeg van de ‘tricoteuses’, de Jacobijnse
vrouwengilde, dat ze het verstand erbij verloor. Haar broer liet haar opsluiten
in het hospitaal van de Salpétrière waar ze 23 jaar later stierf. Maar bedekken
wij op onze wandeling in de vurige stede dit oordeel van de geschiedenis met de
mantel der liefde en onthouden wij dat la belle liégeoise een revolutionaire
was.Een standbeeld van Jef Lambeaux
Voor het museum,
in de rozentuin, een standeeld van Jef Lambeaux
‘Le faune mordu’ had in 1903 in het
driejaarlijks Salon van Brussel gestaan en het jaar erop in de internationale kunsttentoonstelling
van de Düsseldorf . Het had een medaille gekregen op de wereldtentoonstelling
van Saint-Louis. In 1905 wilde de wereldtentoonstelling van Luik die in de
Boverie hebben, maat het katoliek dagblad "La gazette de Liège" kwam
daar tegen op en het beeld werd afgevoerd. Een gemeenteraadslid stelde voor het
werk te kopen om dit affront aan de beeldhouwer te herstellen en het beeld komt
in het Musée des Beaux-Arts terecht. Het is pas in de jaren 50 dat het in de
Boverie zijn plaats vondt.
Lambeaux maakte ook de Brabo in Antwerpen en het paviljoen van de menselijke driften in een gebouw van Horta in het Jubelpark. Het paviljoen bleef tot voor kort gesloten voor het publiek. In Sint Gillis
bleef zijn "Godin van de Bocq " in de kelders staan tot in 1976 (llb 29 novembre 2008).
De Mativa-brug en de wereldtentoonstelling van 1905
Aan de
andere kant van het Boverieeilandje een andere voetgangersbrug die 100 jaar
geleden ook revolutionair was in het gebruik van gewapend beton. De Mativabrug
is gebouwd voor de wereldtentoonstelling van 1905 en is ook geklasseerd. De
Amerikanen installeerden in 1945 een reparatiewerkplaats voor hun tanks op de
Boverie. Dat brugje heeft dat overleefd. Gelukkig dat de Shermantanks
lichtgewichten waren… Van dezelfde periode dateren de twee stalen bruggen van
Fragnée en Fetinne, ook kunstwerken.
De cybernetische toren van Schöffer
1956 ballet Béjart op dak van Cité Radieuse met robot van Schöffer |
In de jaren
vijftig was cybernetica een modewoord, zoals vandaag digitaal. Een aantal
kunstenaars surften op die hype. Een ervan was de Frans-hongaarse kunstenaar
Nicolas Schöffer. Zijn eerste sculptuur 'cybernétique autonome' (CYST 1) stond
op het dak van de cité radieuse van Le Corbusier in 1956. Maurice Béjart waagdeeen danspasje met die ‘robot’; en voor Philips ontwierp hij Lumino, in 1968.
Die kerel
bruiste van ideeën, met o.a. een cybernetische stad, en voor mij
persoonlijk zijn top: zijn Percussonor, een sculptuur om op te kloppen en te
schoppen en zo geweld in schoonheid om te zetten, «sculptures à taper dessus
pour transformer la violence en beauté ».
Hij is naar
Luiks model in 1963 een versie van 360 meter begonnen op la Défense in Paris. De
dood van zijn sponsor president Pompidou maakte daar een einde aan maar Paris
Match zette het project in 1970 nog op de voorpagina van een themanummer « Paris
dans 20 ans ».
In 1961
kocht Luik zijn 'tour cybernétique', een kunstwerk van 52 meter hoog. Het
maakte lawijt, er bewoog van alles en er floepten lichten uit en aan, dit alles
in interactie met de temperatuur, de wind en stadsgeluiden. De kunstenaar had
zelfs een « moteur d’indifférence »
voorzien die willekeurig tussenkwam om alle monotonie te verbreken. Tien jaar
later viel het ding stil. Eigenaardig genoeg heeft een collectief veertig jaar
lang geijverd om dat kunstwerk te restaureren en ik denk zelfs dat zij get
grootste deel van de kosten op zich hebben genomen. Het architectenbureau
Philippe Greisch stond in voor de restauratie, met nieuwe mobiele panelen uit roestvrij
staal, nieuwe verlichting, LED, nieuwe elektronakoestische apparatuur, digitale snufjes enzovoort.
De Aarde en Het Water: een beeldhouwer uit de school van Sint Idesbald
Wij volgen de Ravel, Réseau Autonome des
Voies Lentes , langs het congressenpaleis, naar de brug Albert I. Die werd in 1964 ingehuldigd in aanwezigheid van George Grard die de twee beelden maakte
aan de rechtervoet van de brug: De Aarde en Het Water. Dezelfde Grard maakte
ook De Lente voor het Middelheim Museum, een Zittende Vrouw bij de de Nationale
Bank in de, Berlaimontlaan te Brussel; en De Zee bij het casino te Oostende.
Zijn Grote Afrikaanse stond op de Wereldexpo van 1958.
Een lange zwangerschap voor het monument van Pierre Caille
Aan de
overkant van de brug een beeld van Pierre Caille, uit dezelfde school van Sint Idesbald, "Liège à ses enfants morts pour elle".
Caille was afkomstig
van Doornik, bakermat van het wandtapijt. Hier een mooi wandtapijt van zijn
hand met als titel: ‘Chevaux, manants et chevaliers’. Op zijn
nogal abstract monument staan negen datums, hoogtepunten uit de Luikse
geschiedenis, met onder andere de slag bij Vottem in 1346, onze Guldensporenslag;
de nederlaag van de Hedroits in Othée in 1408 en de Luikse revolutie van 1789. Ik
schreef over elk van die revoltes een blog (in het Frans)
http://hachhachhh.blogspot.be/2014/02/la-bataille-de-vottem-de-1346-notre.html
Caille en zijn wandtapijt |
Deze hulde
aan wie zijn leven gaf voor Luik gaat veertig jaar terug, na de WOI, toen koning
Albert afkwam met een voorstel voor een ‘Monument interallié’, die wij links
van ons zien, op de huevel van Cointe boven de Guillemins. Dit project van
Albert was heel complex, een alliantie van de Kerk (die er een basiliek bouwde)
met Albert die de toren gebruikte als kapstok voor zijn naoorlogse
internationale strategie. Spanje heeft er een plaats, hoewel dit land neutraal
was. Polen dat (nog) niet bestond in 14-18 kon moeilijk tot de geällieerden
gerekend worden. Cuba betaalde een bijdrage, hoewel geen enkele Cubaan in WOI
heeft gestreden. China betaalde ook, hoewel het eerder slachtoffer als
deelnemer was aan die oorlog http://hachhachhh.blogspot.be/2015/04/le-memorial-interallie-de-cointe.html
De stad Luik
weigerde mee te werken aan het project, en kwam af met een tegenvoorstel: een belfort
bouwen en ‘hommage aux Liégeois
combattant depuis dix siècles pour la liberté’. Dit belfort kwam er niet en
uiteindelijk besloot men na een tweede wereldoorlog het geld te besteden aan
dit monument op de pont Albert. Het is dus niet alleen een neus naar de
Mémorial interallié, maar ook aan Albert die onderaan de brug staat, op een
ongezadeld paard. Ik denk niet dat de afwezigheid van een zadel een politieke
act is van de beeldhouwer Lagae.
Een beeldenpark
Het kan
niet op met beelden. Beneden aan de brug is ook een abstracte compositie van
Paul Renotte (1964). Renotte was na de oorlog communistische schepen van
cultuur.
En verder
is er nog ‘Relief au Lieutenant Graff ‘, en hier zitten wij met een zeer
politiek geladen onderwerp.
Deze
luitenant maakte deel uit van de Belgische troepen die na de oorlog de Roer
bezetten om de oorlogsschadevergoedingen af te dwingen. Hij werd er door een
Duitse terrorist vermoord op een tram en werd in België een martelaar voor de
‘goede’ zaak. Luik organiseerde een hulde en deze gedenkplaat kwam aan de
‘passerelle’ terecht. In 1940 werd die door de Duitsers verwijderd en ze kwam
in een hangar terecht. Twintig jaar later werd die opgevist om beneden aan de
brug Albert I geplaatst te worden.
En
tenslotte hebben wij ‘L'Arbre et son ombre’ van Daniel Dutrieux (1991) Die bomen zijn uitgekozen voor kleur en
vorm.
Het grondplan betekent «boom» in brailleschrift. De plaveien gaven op de
middaguur van de zonnewende in het jaar 2000 de schaduw van de bomen weer, en
kunnen in braille ook weer als ‘schaduw’ gelezen worden. Dutrieux gebruikte
meermaals braille, om onze collectieve blindheid aan te klagen tegenover het
klimaat. Het kon niet op: bij de inhuldiging kreeg hij een gedichtenbundel
cadeau van François Jacqmin, met de titel (what else) L’arbre et son Ombre.
Het enige nationaal monument aan de weerstand
Wij zijn
nog niet rond met ons beeldenpark. Voor ons les Terrasses d’Avroy.
Op deze karikatuur zien wij bisschop Doutreloux die de « Gazette de
Liége » als vijgenblad gebruikt voor Li Tore, vandaag verzamelpunt voor de
Sint Niklaasstoet van de studenten. Dat katholiek blad was eigendom van Joseph
Demarteau, die aanstoot had genomen aan dit beeld. Daarom noemt men nu de stierentemmer
« Djôsef » (Joseph).
De vier
beeldengroepen van de terrassen brengen mens en dier samen, waar de mens het
dier onderwerpt: naast Li Toré hebben wij « Bœuf au repos » (1885)
van Léon Mignon, « Cheval dompté » (1884) van Alphonse de Tombay,
« Cheval de halage » (1885) van Jules Halkin.
In het park het enige nationaal monument voor de Weerstand
1940-1945, van de beeldhouwer Louis Dupont, die ook de beelden van de pont des arches
kapte. Het werd ingehuldigd op 8 mei 1955. De linkergroep is de gewapende
weerstand, en de rechter de intellectuele. Dupont wist waarover het ging: in
1941 werd hij met zijn broer Georges door de Duitsers aangehouden en in de
Citadel van Hoei opgesloten.
De kerk van Sint Jacob de Mindere en de broers van Jezus
Wij gaan langs de Boulevard Piercot naar de Sint
Jacobskerk, oorspronkelijk een Benedictijnenabdij. De westbouw dateert van
1155-1173. De crypte is nog ouder, en is van 1015. Bisschop Balderik II werd in
1018 in de crypte begraven. In het begin van de 15e eeuw begon men met een
gotische bouw. Die geraakte maar af in 1538. Bouwmeester van Mulcken combineerde
dan al laatgotiek en renaissance. Hij amuseerde zich ermee voor elk venster in de zijmuur een ander
patroon te tekenen. Zijn stergewelven zijn spectaculair, en hun
oorspronkelijke beschildering is bewaard gebleven. Het noorderportaal van 1558
is triomfalistische renaissance door de Lombard die ooit nog op de biljetten
van honderd frank prijkte. Maar wat is nu nog honder frank…
Binnen zijn een reeks barokke beelden van Jean Del
Cour. Ze zijn van beschilderd
lindehout. Om marmer van Carrara te laten komen was er blijkbaar geen geld
genoeg.
De beeldhouwers kregen vrij spel voor de miséricordes en de parcloses waar ze
soms de monnikken op flessen trokken. Het gebrandschilderd glas is
aan de kerk geschonken door de families van Hoorn en de La Marck. Stank voor
dank: in 1568 werden de
graven van Egmont en van Hoorn gehalsrecht in Brussel. De
Coster schreef: en de koning erfde; hier was het de prins-bisschop. Hoorn had geen erfgenamen en Luik
kreeg zijn leengoed in 1568, in ruil voor bewezen diensten aan de
Contrareformatie.
De
patroonheilige van de kerk is Sint-Jacob
de Mindere. Volgens Mt
12,46, Lc. 8,19, Joh 2,12 en 7,3-5 en 1Cor 9,5, had Jezus broers en volgens Mc
3,31 en 6,3 ook zusters. In Mc 6,3 en Mt 13,55 worden de vier broers met naam
genoemd. Paulus (Gal 1,19) noemt Jacobus ‘broeder van de heer'. Er waren zelfs
twee Jacobussen. Die van Compostella is gewijd aan een andere broer van Jezus,
Jacobus de meerdere. De Luikse monniken voelden zich een beetje gestruft door
die ‘mindere’ en stuurden in 1055 een monnik naar Compostella om een relikwie
vast te krijgen van de meerdere. Wat in principe geen probleem moest zijn, want
het lichaam van deze heilige was in zijn geheel aangespoeld in Galicië. Maar de
Luikse gezant heeft geen risico willen nemen en heeft daar verteld dat zijn
abdij toegewijd was aan Jacobus de meerdere. Een leugentje om bestwil?
Ziehier een
prachtig schilderij van La Catedral de
Santiago el Menor (Lieja) in La Coruña.
Place Saint Paul: het FGTB en de Sint Pauluskatedraal
Via de rue
Saint Remy gaan wij naar de Place Saint Paul. In 1948 kopen de Luikse Métallos
FGTB daar een herenhuis. Tijdens de Koningskwestie ging daar een vergadering
door van het stakingscomité, met syndicalisten zoals André Renard, Robert
Lambion, Robert Gillon, en liberalen en communisten. Zij overwogen er een
afscheiding van Wallonië. In 1975 bouwt de Regionale FGTB er zijn nieuw gebouw, toneel
van vele concentraties.
Rechtover Saint-Paul,
ooit een van de acht kapitelkerken, nu kathedraal. De crypte dateert van 966.
In de XIIIe eeuw begint men de bouw van het schip. Dat zal drie eeuwen duren.
Deze gravure van Remacle Le Loup toont de kapittelkerk
rond 1730, met een stompe, lage toren. Na de revoluties van 1789 wordt het
kapittel ontbonden. Na het concordaat van 1801 kiest de nieuwe bisschop Saint-Paul
als kathedraal, aangezien de vroegere, Saint Lambert, letterlijk was
gedemonteerd als symbool van de tirannie. Napoleon vond die afbraak
gauchistisch en in 1811 bouwde men op de stompe toren van Sint Paulus iets wat
op de grote toren van Sint Lambertus leek. De stenen
kwamen van de ruines van
de vroegere kathedraal. Nostalgie …De Verlichting en de Société Libre d’Émulation
Langs de
rue Soeurs de Hasque gaan wij naar de Place du XX Août. In het gebouw van de Société Libre d’Emulation zit nu het Théâtre de Liège. De
Emulation gaat terug tot 1779 en is gesticht door de verlichte prins-bisschop
François-Charles de Velbrück. Op 19 augustus 1789 presenteren de 600 leden van
de Vereniging hun eerbetoon aan de revolutionaire burgemeesters. In 1792 zegt Constantin
François de Hoensbroeck na zijn restauratie in een Mandement dat deze een vereniging
van rebellen was geworden die zich er openlijk op toelegde opstandige principes
te verspreiden («une société d'insubordination, généralement et publiquement
vouée, pendant les troubles passés, aux principes de sédition qui les ont fait
naître»).
Op XX augustus
1914 gaat het gebouw in de vlammen op, vandaar de naam van de plaats. In 1930 bouwt
de stad er een neoklassiek gebouw dat eigenlijk nooit een definitieve invulling
krijgt. In 1960 gebruikt de Universiteit de grote zaal als aula. Van 1985 à
2004 werd die gebruikt door het Conservatorium.
De
beeldhouwer Louis-Eugène Simonis beitelt in 1866 André Dumont, die met zijn
rechterhand de geologische rijkdommen toont. Aan zijn voet een mijnlamp. Dit
standbeeld heeft de plaats ingenomen van Grétry die nu voor de Opera staat.
André
Dumont (1847-1920) gaf in 1877 een brochure uit over de boringen in
Nederlands-Limburg waar steenkool was ontdekt. Dumont was ervan overtuigd dat
het steenkoolbekken zich verder noordwestwaarts uitstrekte. Boringen in 1897 in
Lanaken wezen er op dat men aan de rand van een steenkoolbekken was. Dumont werkte
samen met zekere Anton Raky (van het latere Foraky) die een revolutionaire
methode ontwikkeld had met boorkoppen in diamant. In Elen stopte men de werken
op 878 m diepte. In 1901 herbegonnen ze in As waar de eerste Limburgse
steenkool op 541 m diepte gevonden werd. In de streek van As en Genk zijn vele
ziekenhuizen, scholen enz. naar Dumont genoemd.
Een neogotisch postgebouw
In 1890
legt men een hele wijk plat voor een Hôtel des Postes. Edmond Jamar gebruikte voor
dit neogotisch gebouw moderne technieken, beton en een stalen structuur. In de
nissen staan de verschillende ambachten. De neogotiek was politiek zwaar
beladen met nostalgie naar een maatschappij waarin meesters en gezellen zonder
klassenstrijd in gilden georganiseerd waren. In de periode van absolute
katholieke meerderheid (voor het algemeen stemrecht, van 1884 tot 1918) hebben
de ‘kaloten’ overal neogotische kerken gebouwd maar ook publieke gebouwen zoals
het Provinciaal paleis dat wij verder zullen zien, of deze Grande Poste. Het
gebouw is geklasseerd; er zijn al minstens vijf projecten gelanceerd die
allemaal een parking vroegen onder de place Cockerill. Een actiegroep PlaceCockerill heeft die kunnen
blokkeren: het is niet logisch om op die manier auto’s tot in de stadskern aan
te trekken.
La Passerelle
De voetgangersbrug dateert van 1880 en noemt officieel « passerelle de
la Régence », zoals de straat waarvan zij in het verlengde ligt. De mensen van ’au-delà’
spreken van de « passerelle Saucy», en refereren daarbij naar de boulevard
waarop zij uitgeeft in Outremeuse.
Rue de la Régence : La Wallonie
In de Rue
de la Régence koopt het dagblad La Wallonie in 1922 een gebouw dat zij
laten verbouwen door de architect Jean Moutschen.
Er was ervoor al een officieel orgaan geweest van de Luikse Werkliedenpartij
POB. Het blad La Wallonie had geleefd van 1903 tot 1906. In 1919 was het
Brussels dagblad Le Peuple een Luikse antenne begonnen, die in 1920 herdoopt
wordt in ‘La Wallonie Socialiste’. De Luikse Métallos krijgen automatich een abonnement
blad waardoor de oplage stijgt van 28 000 tot 50 000 exemplaren.
La Wallonie 12 mei 1937 Guernica (coll. ILHS) |
Saint Denis: een mengeling van stijlen
Saint-Denis dateert van 987, de tijd van Notger. In de eerste kapittelkerken
leefden de kanunniken in gemeenschap (en armoede) tot de 12e eeuw, maar dit
verwaterde. De
pauselijke legaat Guy de Palestrina eist in 1204 dat de kanunniken hun
gezelschapsvrouwen uit hun kloosters bannen. Lambert le Bègue (een verbastering
van Beggards) preekte tegen de luxe in
de kerk en werd door de prinsbisschop voor het concile van Venetië gesleept dat
hem veroordeelde in 1177. De prelaten
bouwden meer en meer hun eigen huis rond hun ‘collégiale’. Het kapitel van
Saint Denis had 33 kapelaans, zngers en muzikanten en acht koorknapen waaronder
André-Modeste Grétry die wij zullen groeten Place de l’Opéra. De meeste van die
huizen zijn afgebroken, waardoor men zich moeilijk kan inbeelden dat die kerken
eigenlijk een vrij gesloten gemeenschap waren. Zelfs de parochiale erediensten
gebeurden in parochiekerken. Alle preekstoelen, doopvonten of biechtstoelen die
wij in die kapittelkerken zien zijn daar terechtgekomen toen de kapitels worden
opgedoekt in 1797. Deze kerk is een unieke combinatie van stijlen, met een
romaanse Westbau, een gotisch koor en een barok interieur.
De Place Saint Etienne : kaloten tegen vrijmetselaars
De place
Saint-Etienne is tien jaar oud. Ze werd ingehuldigd op 2 september 2005, een
jaar na de opening van de Galeries Saint-Lambert. Tot dan sprak men van de
plaats zonder naam voor de ruimte die was vrijgekomen na de afbraak van een
vleugel van de Grand Bazar. De stadscommissie voor toponymie geraakte er niet uit. De kaloten waren voor «place
Saint-Etienne ». De vrijmetselaars zijn voor het neutrale « Coeur de Liège ». En
een Ecolo verdedigde tot de laatste snik Place du Grand Bazar.
Het Gat van de Place Saint Lambert
Wat volgt is uitgebreider te lezen (in het frans) in
mijn blog http://hachhachhh.blogspot.be/2014/03/balade-liege-des-revoltes-les-braises.html
Op de place
Saint Lambert stond een van de grootste kathedralen van West Europa. In 1792
besloten de Luikse revolutionairen deze kathedraal af te breken omdat het een
symbool van de tirannie was. De ijzeren zuilen symboliseren de pilaren van
Saint Lambert. Eronder kan men de grondvesten zien, in het Archéoforum. Nogal
onoverzichtelijk want de verschillende archeologische lagen lopen door mekaar.
In het
nieuwe museum van de «Boverie» hangen de schilderijen van de man die deze
« demontage » heeft geleid : de verdienstelijke schilder Leonard
Defrance.
In de
golden sixties werd de place Saint Lambert een immens gat. Een autostrade moest
de auto’s tot in het stadscentrum brengen. Toen deze folie van ‘alles in dienst van de auto’ over was,
was het was alsof een tapijtbombardement de stad in twee had gesneden. Place de
la République, Place de l’Opéra, Place Saint Lambert, Place du Marché vormden
een immens plein. Nu nog zijn de wonden niet helemaal geheeld en discuteert men
over een nieuwe afscheiding tussen Saint Lambert en Place du Marché.
Het perron: een schandpaal
Het Perron,
symbool van de rechterlijke macht van de prinsbisschop, was oorspronkelijk een
schandpaal. Het staat op een van de mooiste plaatsjes van Luik, Place du
Marché, Wij zouden de eeuwenlange geschiedenis van de revoltes aan dit perron
kunnen ophangen. Laten wij het houden bij de slag van Vottem. Zoals overal in
het Avondland betwistten in de 13de eeuw de gilden de macht van hun
prinsbisschop. Het ging zo ver dat de prins een wisselperron had voorzien
buiten de stadmuren, in geval van revolte. In 1346, na de zoveelste opstand,
daagde hij hen dan ook voor zijn perron in Vottem. Maar de stedelingen bezetten
dit perron en sloegen de bisschop in de pan, met de kruim van de Germaanse adel
die hem ter hulp was gekomen. Vottem is
onze Groeningekouter…
De drie
Gratiën bovenop zijn van de plaatselijke barokkunstenaar Del Cour. De
oorspronkelijke versie staat in de Curtius, iets verder. De naoorlogse PCB
schepen van cultuur beitelde de versie die er nu op staat.
Deze Place
du Marché was de grootste plaats in het Luik van het ‘Ancien regime’. En dan
waren nog aan de twee kanten waterbekkens om er de vis die er verkocht werd te
wassen.
de S.P.A.C. : de ‘Sculpture Publique d'Aide Culturelle’.
In Féronstrée
(strée= straat van de ferronniers) stoten wij op de S.P.A.C. : de
‘Sculpture Publique d'Aide Culturelle’. Alain Declerck noemt zijn kunstwerk het OCMW van de Luikse cultuur. De kunstenaar
wilde een soort parkeermeter (horodateur) en geen gewone betaalautomaat: een
instrument om een soort kultuurtaks te heffen. Bij elke bijdrage gaat een vlam
aan bovenaan het kunstwerk. De sponsor A.L.G., de Luikse gasmaatschappij, legt
daar nog eens zoveel bovenop om kunstwerken te kopen van beginnende
kunstenaars.
‘Les principautaires’: David tegen Goliat?
Op de Place
Saint Barth stoten wij op het standbeeld ‘les principautaires’ van de
plaatselijke kunstenares Mady Andrien, in Cor-Tenstaal. De eerste laag roest
beschermt tegen verdere aantasting. Van deze kunstenares staat op de Place de
la Bergerie in Seraing een monument voor de vakbondsleider René Piron. En aan
de afrit van de autostrade in Wandre een ander beeld van de volksmenner Robert
Gillon. Volgens mij zijn ‘les principautaires’ het meest geslaagde werk van die
kunstenares.
Op het
gelijkvloers van het Curtiusmuseum het oorspronkelijke beeld van de Drie
Gratiën van het perron. De restauratie van het museum heeft evenveel gekost als
het BAM, maar na een paar jaar is
het aantal bezoekers teruggevallen tot dat
van voor de restauratie. Ergens logisch als men geen grondig en open debat
voert over de manier om de rijke collectie te exposeren…Wandelen langs een gedicht
Op de
esplanade Saint Léonard een in inox uitgesneden gedicht dat een mooie
samenvatting is van wat Luik is en was. Het tracé is dat van de vroegere
stadsmuur van de XIIIe eeuw. De auteur
van die zin van 200 meter is Eugène Savitzkaya, een monument van de Franse
littératuur: "J'ai écrit cette phrase en marchant, sur des
feuilles de papier, en tentant de trouver le rythme et la longueur. Bien sûr,
ce n'est pas un texte: cette phrase est écrite pour ceux qui, comme moi,
marchent et marcheront sur cette esplanade. On y trouve des allusions au
cosmopolitisme de Liège, à son fleuve, à ses collines si proches, à l'ancienne
prison aussi, dont les murs sont aujourd'hui abattus, et même à Charles le Téméraire,
que l'on devait plutôt nommer l'Incendiaire » (Le Soir 25/09).
Hier stond de
gevangenis ‘des 100.000 briques’. Zie
hierover mijn blog Les héros des cent mille briques : la prison de Saint
Léonard.
Wij gaan
terug langs de rue Hors Château, ‘buiten de muren’. Dit gold tot de opkomst van
het kanon. Toen moest men een nieuwe stadmuur bouwen, en een citadel. Maar deze
versterking was meer om de oproerige stand in bedwang te houden als eventuele aanvallen
van buiten. De meeste hiervan kwamen trouwens op vraag van de Prinsbisschop.
Een van de laatste was Karel de Stoute die de stad platbrandde om zijn poulain
Louis de Bourbon terug op de prinselijke troon te zetten. Op de
‘coteaux’, de
flanken van de vallei, een wandelnetwerk dat snel drie sterren haalde in de
Michelin.
Wij gaan
achter het paleis door. Het provinciaal paleis is eigenlijk een nieuw gebouw
door de neogotieker Delsaux in 1860 in het (classicistische) paleis geschoven. Eigenlijk
geen restauratie meer, maar een nogal eigenzinnige interpretatie van wat dit
Paleis volges Delsaux had moeten zijn. Als veronschuldiging kan natuurlijk
worden ingeroepen dat Delsaux de gebouwen in een nogal bedenkelijke staat
terugvond: na het verjagen van de bischop – en de plundering van zijn paleis -
bleef het gebouw tachtig jaar leeg staan…Maar deze restauratie is niet conform
aan het Charter van Venetië van 1964.
De geschiedenis van Luik op de gevel van het provinciaal paleis
J- C Delsaux vond inspiratie in de bijbel van de armen
in de portalen van de gotische kathedralen : hij voorzag in zijn gevel een ‘centre d’attraction mémoriel’.Het
zal dertig jaar duren voor zijn nissen gevuld raken. In 1851 zet een Commissie
zich aan het werk. In
1865 probeert de provinciale architect Lambert Noppius een définitief project
door te duwen. Het is pas in 1878 dat de nieuwe gouverneur Luesemans de zaak kan afsluiten. Nu,
hij had wel enige ervaring: hij had het stadhuis van Leuven al vol beelden
gezet. In 1879 moeten twaalf beeldhouwers overuren kloppen om hun werk af te
krijgen voor het vijftigjarig bestaan van België. De keuze van de beelden is
een heel subtiele weergave van de politieke krachtsverhoudingen van het
ogenblik. Helemaal niet dezelfde selectie als de datums op de pont Albert.
Wij stappen
de mooiste parking van de wereld binnen: de binnenkoer van het
prinsbischoppelijk Paleis dient als parking voor rechters en advocaten. De
Justitie heeft dit paleis ingepalmd na het vertrek van de prinsbischop.
Vanuit het
Justitiepaleis zien wij door de glas-in-loodramen de tweede binnenkoer, heel
wat intiemer.
De urbanist Blonden wilde een vrij zicht op het nieuwe
provinciaal Paleis van Delsaux en brak daarvoor de achtste Luikse kapittelkerk
Sint Pieters af, met de prachtige degrés de Saint Peirre . Honderddertig jaar later reconstrueert
Claude Strebelle die trappen voor het nieuwe gebouw dat de Place Saint Lambert
moet afscheiden van de Place de la République.
Voor de Opera groeten wij nog even Grétry. Wij kunnen
nog iets eten in de Sauvenière, de Luikse Roma, beheerd door het collectief Les
Grignoux. Een referentie naar een revolutionaire partij die van 1603 tot 1648
de prinsbisschop het leven zuur maakte http://hachhachhh.blogspot.be/2010/12/chiroux-et-grignoux.html
De plaats ervoor is genoemd naar hun leider Sébastien
de la Ruelle.
Wij kunnen de trein terug nemen in Liège Palais.
Eigenlijk ons Centraal Station. De roltrappen zijn al jaren defect en worden
niet gerepareerd omdat er een nieuw station moet komen boven de sporen. De
betonnen plaat is er als en het nodige budget is een fractie van het geld dat
men in de Guillemins heeft gestoken; maar de realisatie ervan wordt bij elke
besparingsronde voor zich uit geschoven. Infrabel zegt nooit nee, maar het is
nu ten vroegste in 2015…
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire