mardi 26 février 2008

Wandeling boven Saint Leonard: bâneux, bos van Fabry, citadel

La Braise - Verbroedering Luik – Leuven
Overzicht
Wij stellen een wandeling voor op de flanken van de vallei. De nieuw aangelegde wandelpaden geven een prachtig overzicht van eeuwen sociale en economische geschiedenis. Langs de rue de Bâneux komen wij aan de mijn van Baneux. Aan de overkant van het spoor, in het station van Vivegnis, kwamen na de oorlog de Italianen toe om in de mijnen te komen werken. Wij gaan naar boven langs wat in de Middeleeuwen misschien de 600 degrés waren, waarlangs 600 Franchimontezen Karel de Stoute probeerden te verschalken. Wij komen door het bois Fabry, waar Fabry is begraven geweest die in 1789 en in 1792 – de Franse én de Luikse revolutie - burgemeester van Luik was. Wat verderop komen wij, langs de splinternieuwe GR, de «Sentier des terrils», aan de citadel. Het is niet voor niets dat de prinsbisschoppen daar hun citadel hebben gebouwd. Om de stad, maar vooral henzelf te beschermen. Langs de citadel bezoeken wij het ereperk van de weerstanders die door de Duitsers zijn gefusilleerd. Langs de rue Pierreuse - in de Mideleeuwen een van de belangrijkste verkeersaders van de stad – dalen wij af naar het stadscentrum. Wij passeren langs de « promenade des coteaux » la Tour des vieux Joncs, of torentje van Alden Biesen.
De mijn van Baneux
Vanuit de rue de Baneux krijgen wij een prachtig zicht op wat in de middeleeuwen en in het tijdperk van de industriële revolutie een industriezoning is geweest, aan de poorten van de stad. Saint Leonard, met zijn kanonnenfabriek, zijn lokomotievenfabriek, de zinkfabriek van Vieille Montagne die jarenlang de lucht verpestte…

De Charbonage du Baneux waarvan wij hier de « paire » zien is met la Plomterie een van de oudste mijnen in Luik. De Plomterie werd in 1585 al vermeld. De mijn van Bâneux is gesloten in 1942. In het goederenstation van Vivegnis, daar rechtover, werden vanaf 1946 de Italianen aangevoerd die op kolencamions, zoals werkvee, naar de respectievelijke mijnen werden gevoerd. De italiaanse mijnwerkers hebben de mijn van Baneux dus niet van binnen gezien. In juin 1946 engageert Italie zich om 50 000 italiaanse arbeiders te leveren aan België. In ruil zal België jaarlijks 2 à 3 miljoen ton kolen leveren aan Italie. Verkocht voor een paar zakken kolen…
In de verlaten galerijen van Baneux werd ook gezocht naar de slachtoffertjes van Ait Oud, Stacy en Nathalie. Die werden teruggevonden in een afvoergracht langs de spoorweg, een paar honderd meter verder… Maar wij zijn hier niet als ramptoerist.
De araine van Richonfontaine
De mijn van Baneux roept goed op hoe de kolen werden gedolven voor de uitvinding van de door stoom aangedreven pompen : vanuit de flanken van de vallei, waar de Maas de kolenlagen had blootgelegd. In het Luikse bekken was niet het vuur de belangrijkste vijand, maar het water. Al die putten en uitgegraven kolenlagen vulden zich snel met water. Deze waterhuishouding werd geregeld via de araines, waar wij trouwens in de rue Hors Château nog het oog kunnen bezoeken : Richonfontaine. De eigenaars van die araines verkochten het afgevoerde water aan het drinkwaternet van de stad. Bij het aanleggen van het rioolnet heeft men dat water in de riolen afgvoerd. Gevolg : het nieuwe zuiveringsstation heeft problemen omdat de riolen te zuiver water aanvoeren. De wraak van de arainiers ?
Zolang men dat water niet kon oppompen was het enorm moeilijk kolen te winnen onder het niveau van de Maas.
Het water van een bepaalde zone werd dus afgevoerd via de araine. Die zone werd « zee » genoemd. Onder het niveau van de araine was alles vol met water. Wie in die zone kolen won moest 1/80 afstaan aan de eigenaars van de araine.
Er waren heel strenge reglementen die verboden verbindingen te graven tussen twee zones. Dat had natuurlijk te maken met de inkomsten, maar diende ook die veiligheid. Als nu bijvoorbeeld de araine Brosdeux die aan de araine van Richonfontaine grensde tien meter hoger lag, dan kon bij een doorbraak tussen die twee zones die tien meter water de galerijen van Richonfontaine overspoelen. En er konden heel wat tonnen water staan in ondergelopen galerijen.
De puits de Payenporte drooggelegd
Die araines waren een belangrijke bron van inkomsten voor de heersende klassen van die tijd, die dan ook tandenknarsend toezagen hoe de Franse (en Luikse) revolutie hun privilegies in de voddenmand keilde. Die revolutie was ook het startschot voor een concentratie van de kleine middeleeuwse mijntjes. Een aantal van de grote families die aan de wieg van België gestaan hebben (Orban, Jamar) brachten een aantal mijnen samen in de société de Bonne-Fin, die in 1830 de Charbonnage du Baneux opkoopt.
Deze fusies waren ook het startschot voor een totale wildgroei, waar een aantal regels die dateerden van de Paix de St-Jacques, 5 april 1487, royaal met de voeten werden getreden. Deze eeuwenoude wetgeving regelde een vitaal probleem voor de Luikse mijnen : het water.
Met de franse revolutie worden die araines dus afgeschaft. Met die feodale overblijfsels worden ook de veiligheidsmaatregelen weggespoeld die de winstvoet aan banden legden.
Zo krijgen wij op 15/9/1825 een waterdoorbraak in de Plomteriemijn. De uitbaters van de Plomterie hadden langs de kolenlaag Marais een verbinding tot stand gebracht met onder watergelopen galerijen van Baneux Als gevolg daarvan zijn er in de Vivegniswijk grondverzakkingen en krijgen wij veranderingen in het waterpeil van drinkwaterputten, waaronder die van de Citadelle. De citadelle betrok zijn water uit een oude mijnschacht (99 meter diep). Vauban vond die put een van de beste drinkwatervoorzieningen van al de vestingen die hij bezocht. Het kapitalisme krijgt die put droog. Na de waterdoorbraak van 1825 moeten de militairen hun water op 124 meter gaan zoeken. En in 1935 staan zij opnieuw droog en moeten nog vier meter dieper gaan.
Bij de demilitarisering van het fort wordt de put dichtgemetseld. De speleologiegroep Abyss maakt de ingang terug vrij en 1970 en slaagt er in 1977 de put te laten klasseren. Maar de toegang is vrij delicaat wegend de aanwezigheid van mijngas. Waarom denkt men er niet aan met dat gas een deel van de gebouwen te verwarmen ?
Bonne-Fin kampioen van de mijnschade
De Conseil de régence krijgt schrik voor het droogvallen van de fonteinen (die hun water kochten van de areiniers ) en voor de veiligheid van de inwoners, en weigert iedere nieuwe concessie. Maar de koning Willem van Oranje geeft die toelating wel. Het is niet voor niets dat een John Cockerill bijvoorbeeld Orangist was en in zijn kasteel van Seraing de wapenspreuk « je maintiendrai » liet beitelen. Maar die waterdoorbraak was toch het einde van de put van de Plomterie. Maar Baneux en een aantal andere mijnschachten van de Bonne Fin bleven open en Baneux ging in 1942 – jaar van de sluiting - 350m diep.
De situatie van zijn verschillende mijnschachten maakte van Bonne-Fin de kampioen van geschillen en mijnschade. In 1875 tenslotte verklaarde de Staat alle concessies die onder het stadcentrum liepen ongeldig.
De wandelweg loopt op het traject van een splinternieuwe GR of Grote Routepad (Grande Randonnée), de «Sentier des terrils», 300km wandelweg die Bernissart (de mijn waar onze iguanodons zijn gevonden) verbindt met Blegny-Mijn. Deze GR heeft het nummer 412 gekregen als eerbetoon aan Sint Barbara, patronnes van de mijnwerkers, die men viert op 4 decembre (4/12). Deze wandelweg doorkruist het bos van Fabry : met de plaatsnaam en een bijna onleesbare plaat, door een scoutsgroep geplaatst, de enige herinnering aan een groot man die mee de geschiedenis van Luik geschreven heeft. De revolutionnaire burgemester JJ Fabry, woonde er en is er begraven geweest, voor men zijn stoffelijke resten heeft overgebracht naar het kerkhof van Robermont. In de kronieken lezen wij : « Le 3 décembre 1792 eut lieu la réinstallation du Conseil municipal proscrit par les tyrans, et rétabli provisoirement par les vengeurs des droits des peuples. Il adopta la proposition faite au nom de la société populaire de considérer comme abolies les charges aristocratiques, dispendieuses et inutiles de bourgmestres, et il se donna un président et un secrétaire qui furent Fabry et Bassenge ».
Het bois Fabry is dus een van de enige herinneringen aan de grote Fabry. Het is met de Luikse revoluties zoals met veel revoluties : de enige sporen die overblijven is wat ze hebben weggeveegd. En dat is in Luik heel wat. De kathedraal Sint Lambert is afgebroken en heeft jaren als stenen geleverd voor heel wat gebouwen in Luik. Op de pont des Arches stond de Dardanelle, een grote vierkante toren over heel de breedte van de brug : afgebroken. En het heeft geen haar gescheeld of het stadhuis van Luik, La Violette, was afgebroken maar men vond dat de band met dde prinsbischoppen niet zo evident was. Overal werden de symbolen van de tyrannie weggebeiteld. Op de meeste plaatsen werd het kruis boven het perron weggekapt. Ook de openbare fontainen, zoals die van de Place du Marché, werden politiek gecorrigeerd. Maar de haat zat heel diep. Zo heeft men, Rue Pierreuse, 71, À LA COURONNE DE FER, de kroon weggebeiteld. Boven het N°33 van de rue H Château heeft men de leeuw op het uitgansbord « au lion blanc » weggewerkt. In de rue des Tanneurs N°35 moest de zwarte arend van « l’Aigle noir » eraan geloven. En in Hors château N°45 werd zelfs een engel weggekapt, en in de impasse ernaast de kroon van de Impasse de la Couronne. Met wortel en al uitgeroeid. Of toch niet ? Wij vinden de laatste prinsbisschop van Luik en aartsvijand van onze JJ Fabry, François-Antoine-Marie de Méan (1756 - 1831) op 28 juli 1817 terug als aartsbischop van Mechelen waar hij op in 1831 sterft als eerste primaat van het kersverse België… Of : onkruid vergaat niet.

1 commentaire:

Alain a dit…

Sorry, maar ik sreek frans ...
De quelle région est-tu ?
A +.