Hendrik Conscience leerde zijn volk bastaardvlaams lezen
Ensor Slag der Gulden Sporen 1898 MSK Gent |
Bart DeWever bezingt Hendrik Conscience als grondlegger van ‘de Vlaamse identiteit'.
Onlangs haalde zowaar zijn goedendag boven, naar aanleiding van een
voorstel om het Pieter De Coninck in A’pen te herdopen: ‘Als mensen uit de literaire wereld Pieter De
Coninck bestempelen als “maar” een romanfiguur om een politiek punt te scoren,
tja, waar zijn ze dan mee bezig? Een van de domste dingen die ik in jaren heb gehoord.'
Tom Lanoye diende
hem van antwoord: “Conscience was oprichter van het dagblad Vlaams
België . Niet direct een slogan voor de volgende
IJzerbedevaart. Conscience kreeg een Belgische staatsbegrafenis en rechtstreekse
subsidie van koning Leopold I. De leeuw van Vlaanderen van Hugo Claus
leek misschien op een slechte aflevering van Monty Python . Maar veel
meer viel er niet te maken van die hele Leeuw van Vlaanderen. Historisch
gesproken is dat zeer zeker een mijlpaal, maar een groot leessucces zie ik het
niet worden bij de twitterjeugd, van om het even welke politieke strekking. Daarvoor is het literair gesproken —
ik zal mij respectvol uitdrukken — een hallucinant lachwekkend kutboek” (Ds 04
december 2012).
Lanoye eindigt op een verzoenende noot: “herdoop
dat plein in ‘Het Brouwerij De Coninck'-plein. Met de sponsorgelden die dat
oplevert kunnen de sociale restaurants van 't Stad misschien alsnog worden
uitgebreid in plaats van koudweg opgedoekt”.
Conscience leerde zijn volk bastaardvlaams lezen,
letterlijk vertaald uit het frans.
Die column
van Tom Lanoye was voor mij aanleiding om die subsidies van Leopold I even uit
te spitten. Hendrik Conscience werd betaald door onze eerste koning om het Belgisch nationaal gevoel op te peppen. Een nationaal gevoel dat nota bene practisch vanuit nul moest worden
opgebouwd. Hetprinsbisdom Luik bijvoorbeeld was pas opgedoekt in 1789 en behoorde
sedert 843 tot het Heilig Roomse Germaanse Rijk. Luik
maakte tot 1815 vrij enthoesiast deel uit van de Franse Republiek en John
Cockerill was in 1830 Orangist. En op de eerste dagen van de Brabantse
Omwenteling zong men de Marseillaise en wapperde de franse vlag.
Leopold I maakte van elk hout pijlen. Om de
vlamingen mee te krijgen was een halve franstalige als Conscience meer als
genoeg. Conscience leerde zijn volk
bastaardvlaams lezen, letterlijk vertaald uit het frans. Op de titelpagina van zijn ‘Leeuw van Vlaanderen’ staat 'Bruges', en
français dans le texte!
Het Nederlands van Conscience lijkt
bombastisch; het is het niet wanneer men het in het frans vertaalt. Conscience
dacht in het frans. Hierbij een paar citaten uit de leeuw van vlaanderen.
"De ridder die door de bewoners van Wijnendale
uit beleefdheid of medelijden ingelaten werd, bevond zich eerst in een
vierkante plaats onder de blauwe hemel. Op de rechterzijde zag hij stallen
waarin honderd paarden zonder hinder mochten staan; hierbij de mesthopen met
ontellijke azende duiven en eenden overdekt".
In het Frans klinkt dat veel beter: "Le chevalier que les habitants de Wijnendale
avaient laissé entrer par politesse ou compassion, se trouvait d’abord dans un
espace carré sous le ciel bleu. Sur le côté droit il voyait des étables où cent
chevaux pouvaient se trouver sans gène; tout près les tas de fumier couvert
d’innombrables pigeons et canards picorants".
En ik kan zo verder gaan:
“Op de linkerzijde het gebouw waarin de
wapenlieden en trosknapen hun huizing hadden, verder in het verschiet lagen de
stormtuigen die men in de krijg voerde”.
« A gauche du bâtiment le bâtiment où les
soldats et pages avaient leur gîte, plus loin les engins de siège qu’on
utilisait dans la guerre ».
Zijn woordenschat komt uit het frans. De beukelaar
bijvoorbeeld: “Grote slagzwaarden hingen ook aan hun zadels, en de schildknapen
voerden grote beukelaars achter hun meesters”.
Beukelaer is
misschien middeleeuws vlaemsch, maar De Beukelaer
denkt er in 1926 zelfs niet meer aan zijn koekjes Prince een beukelaar in zijn
pollen te stoppen,
maar‘bouclier’ is nog altijd modern frans.
la mangonie in Luik |
En dan is
er maceclier: “Deconinck aan het hoofd der wevers had zijn rechtervleugel tegen
de Eiermarkt gevestigd, Breydel met het ambacht der Macecliers stond tegen de zijde der Steenstraat” . Onbekend in de dikke Van Dale. Wel in de Dictionnaire du Moyen Français: MACECLIER, "Boucher" . Met zelfs een citaat uit JEAN D'OUTREMEUSE :
“Et tous les mascliers vinrent acourant au hahay. ...se uns maskelier at
achateit porc ou vaiche ou buef por ochier, et varlet de cleirs ou de citain le
wet avoir, ilh doit donneir à maskelier tant de souls ou de deniers que la
bieste auroit esteit achateie. " Ik dacht wel dat men in het middeleeuwse Luik een beenhouwer ‘mangon’
noemde. Wij hebben nog altijd la mangonie ou ‘halles des viandes’. Ik kan voorstellen die te herdopen in halle des maskeliers… "Massacre" avait le sens de boucherie au Moyen Age et le métier de
boucher était désigné par les mots maceclier ou macecrier.
Vader Pierre Conscience,
stuurman op de vloot van Napoleon, republikein in hart en nieren
Pierre Conscience was gevangene op een ponton |
Volgens hetbiographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde van 1888 ging Conscience zich “in het Fransch volleeren
te Antwerpen”. In het Fransch volleeren? Hij had een franse vader! Pierre Conscience was stuurman geweest in de keizerlijke marine, op het schip Ville
de Bordeaux. De Engelsen hadden hem gevangen genomen en vastgezet op diefameuze pontons. Hij geraakte vrij bij
een gevangenenruil en kreeg in A’pen een job als meestergast op een scheepswerf
die voor Napoleon boten bouwde voor de ontscheping in Engeland (“een pistool,
gericht op het hart van Engeland"). Na Waterlo werd Pierre Conscience
er afgedankt en verdiende zijn brood met de verkoop van scheepswrakken (waarschijnlijk
de landingsschepen die hij zelf had helpen bouwen). Hendrik
was dus van Franse afkomst. Zijn vader was waarschijnlijk een overtuigd republikein.
Hoe komt onze brave Hendrik
dan in het jonge Belgische leger terecht? Zoals zoveel andere Franse republikeinse
ballingen die zich in het jonge belgische leger aanmelden om wraak te nemen? "Bij het ontstaan der omwenteling van 1830 liet
de onbedachte jongeling zich door eenen strijdlustigen Brusselaar overhalen om
de wapens op te vatten. Den 28 September 1830 teekende hij
als vrijwilliger eene dienstverbintenis voor vijf jaren. Bij zijne wederkomst
te Antwerpen, besteedde hij al zijne krachten om van Fransch rijmelaar, die hij
was, nationaal volksschrijver te worden. Echter had hij in zijne literarische
loopbaan met den meesten tegenspoed te worstelen. Daar hij geene middelen van
bestaan had, bezorgde zijn vriend, de beroemde kunstschilder Gustaaf Wappers,
hem eene plaats van vertaler bij het provinciaal bestuur; doch om reden zijner
Vlaamschgezindheid, was hij spoedig verplicht van dit ambt af te zien. Uit nood
werd hij toen hovenier; maar zijne lettergewrochten verwierven dan reeds
zooveel bijval, dat het Wappers, die Bestuurder van Antwerpens Academie werd,
gelukte, hem op 6 November 1841 tot zijn griffier te doen benoemen. Ook in dit
ambt ontmoette de vaderlandsche schrijver allerlei tegenkantingen. Nadat zijn
beschermer Wappers van het bestuur der kunstschool had moeten afzien, gaf ook
Conscience zijn ontslag op 3 Februari 1854. Het was eene droeve tijding voor de
Vlaamsche kunststad Antwerpen, toen het Staatsbestuur den uitstekenden
schrijver op 6 Januari 1857 benoemde tot arrondissement-commissaris te
Kortrijk. In die afgelegen en eenzame grensstad leefde Conscience, tot hij op
10 September 1868 werd aangesteld als bewaarder der koninklijke museums van
schilder- en beeldhouwkunst te Brussel".
een Calimero verhaal
Dit is een
Calimero verhaal. De Wever heeft de Calimerotechniek niet
uitgevonden. In de Vlaamse mythiek wordt deze pennelikker van Pol I een arme
schrijver. Vermeylen doetdaar ook aan mee. "Conscience was 26 jaar. Zijn
eerste twee pogingen, Het Wonderjaar en Phantazij , waren niet bijster gelukkig
geweest. aan zijn eigen overgeleverd, zat hij van negen tot vier als vertaler
in het provinciebestuur, voor een wedde van 40 fr. in de maand, en schreef 's
avonds en 's nachts aan zijn boek. Toen echter de eerste twee delen klaar
waren, had de onafgebroken arbeid hem uitgeput. Hij liet zijn schamele
betrekking varen en werd opgenomen door zijn vriend De Laet, wiens kamer hij
delen mocht. Daar kon hij zijn werk voltooien; op het eind van 1838 verscheen
De Leeuw van Vlaanderen” .
Conscience begon te schrijven in het Frans
maar verkocht niet. Zo switchte hij naar het vlaams. En zonder steun van
Leopold en de tsjeven had hij nog niet verkocht. Conscience beschrijft dit in
een brief aan G. Eekhoud, brief die wij verder trouwens nog uitvoerig citeren. De beroemde kunstschilder en vriend-
mecenas Gustaaf Wappers raadt hem aan kanunnik Van Hemel, superior van het
Mechelse kleinseminarie, te contacteren en water in zijn Wonderjaarwijn te doen
om de kerk niet te schofferen. De kannunik valt direct met
de deur in huis: “wat zoudt ge hiervan zeggen – als dit aan de oren van uw
familie kwam, van uw schoonfamilie, om van uw vrouw nog maar te zwijgen?’ Hij
las een uittreksel zangspel uit de franstalige periode van Conscience: ‘Satan
conuerti, ou plus d’enfer, waarin Satan zegt: “J’ai fait l’amour à des
nonnettes / Fraiches comme les fleurs des champs, / Elles disaient: Beau
diable, faites, / Mais ne nous faites pas d’enfants.’ ” Conscience valt
achterover van verbazing. ‘Ik weet het,’ vervolgde de kanunnik, ‘gij waart
soldaat en het was allemaal niet serieus bedoeld.’ ‘Hoe komt ge daaraan? Het is
nooit gedrukt,’ stamelde Conscience. ‘Verba volant, scripta manent,’ zei hij,
met een zwaar Frans accent. ‘Wat is geschreven, blijft bestaan. En wordt
overgeschreven. En nog eens. Tot het op ons bureau ligt. Een priester moet veel
weten, juist gelijk een schrijver."
De boeken van
Conscience werden toegejuicht maar zelden gekocht, tot de bestellingen van
katolieke en staatsbibliotheken hem een zekere financiele onafhankelijkheid
gaven. In 1845 werd Hendrik ridder in de Orde van Leopold en publiceerde hij
zijn Geschiedenis van België. Ook de eerste vertalingen kwamen uit.
Wikisourcegeeft ons nog een paar andere bronnen van inkomsten: « Professeur agrégé à l’université de Gand, membre de l’institut de Leyde,
chargé d’enseigner aux enfans du roi Léopold la langue et la littérature
flamandes, l’auteur du Lion de Flandre et de l’Histoire de Belgique peut
désormais se livrer sans peine à son inspiration ».
Wappers, de kultuurpaus
van Leopold I
Ensor België in 1889 |
Wie was die
Gustaaf Wappers die hem een plaats van vertaler bezorgde? Wappers
was de 'cultuurpaus' van Leopold I. Hij was een niet onderdienstelijk schilder
die zich inspireerde op Eugène Delacroix, een van de grote schilders van de
Franse revolutie. Nu spreekt men over Art pompier omdat men zich moeilijk nog
kan inleven in die revolutionaire periode. De nieuwe Belgische regering bestelde
in 1835 de "Episode van de Septemberdagen van de Belgische Revolutie van
1830." Hij kreeg de opdracht de staat te verheerlijken en benadrukte dit
door de Belgische driekleur centraal te plaatsen. Een van de sleutelfiguren van
Leopold I, Generaal baron Pierre Emmanuel Félix Chazal staat er ook op, links op een paard. Het is de
Belgische versie van “La liberté guidant le peuple” van Delacroix. Hier is het
niet de vrijheid die het volk leidt, maar Chazal….
Wappers en Boccacio:ook dat is vlaamse identiteit |
Hij rondt in
1853 zijn succesvolle carrière als portretschilder af in de schaduw van de
keizerlijke familie. Daar kan hij het zich permitteren "Boccaccio leest
koningin Johanna van Napels de Decamerone voor." te schilderen (te zien in de Bozar).
Waarom interesseerde Leopold I zich aan Conscience ?
Zelf protestant maar chef van een revolutie dietegen het protestants overwicht van Holland gericht was, moest de koning op
eieren lopen met zijn klerus, die hem schoorvoetend aanvaard had om te
ontsnappen aan een nog groter gevaar: de Franse invloeden. Iedere verkeerde
stap van die koning ketter kon slecht worden geinterpreteerd. Heeft zich in
alle bochten moeten wringen om de klerikalen niet tegen het hoofd te stoten. Grote
gymnastiek, zowel van de kant van Leopold als van Conscience. Het wonderjaar 1566
was een heikel thema. Ik reserveer dit voor een volgende blog. Hierbij toch een
klein voorproefje, dat moet goesting geven om zo snel mogelijk dit boek te lezen. De
onsterfelijke (because academie française) Saint-René Taillandier vat het dilemma van Conscience en Pol deeerste als volgt samen : de Spanjaarden van Alva zijn zeker antipatiek; maar
spreiden de Belgen door die te bevechten
niet het bed voor het protestantisme? "Dans l’Année des Miracles (Wonderjaer) Conscience veut exalter le patriotisme
et défendre en même temps la vieille religion du pays. Il choisit une époque où
les conquérans de la Flandre sont aussi les soldats du catholicisme. Les
Espagnols du duc d’Albe sont certainement bien odieux; cependant, en frappant
l’ennemi, les Belges feront-ils cause commune avec le protestantisme? Vont-ils
confondre dans une même haine les bandes insolentes de l’Espagne et les
institutions catholiques? Telle est l’inquiétude du conteur, telle est la grave
et tendre inspiration de son récit. Quand la révolte éclate, les émeutes sont
décrites avec vigueur, et le ravage des églises par les hérétiques fournit au
conteur d’admirables épisodes. Je crains que la théocratie belge, s’emparant du
jeune écrivain, ne défigure bientôt les naïves inspirations de son ame ».
Saint-René
Taillandier maakte zich in 1848 zorgen omdat de belgische theocratie dit pril talent zou
verminken. Dit is geen paranoia als men ziet welk potje er onze ‘historicus’
Bart Dewever 150 jaar later van maakt. Die schreef over dat Wonderjaar: “Wat in
het collectief geheugen overblijft, is niet het belastingconflict, maar wel de
heroïsche strijd van een onderdrukt en verpauperd volk tegen de vreemde
overheerser. Het beeld dat ons uit romans van Hendrik
Conscience (onze belangrijkste schrijver die gisteren onder zeer bescheiden
belangstelling 200 kaarsjes uitblies), Charles de Coster en Louis Paul Boon
werd overgeleverd. Niets dat zo hard in het collectief geheugen blijft hangen
als de militaire repressie van een hongeroproer van de onderklasse. Veel meer dan de basis van zo'n
historische omwenteling die vooraf wordt gelegd door de ondernemende
middenklasse” (Ds 4 december 2012). Bart, het is niet omdat ge voor Voka rijdt dat
ge de Geuzenopstand moogt herleiden tot een opstand van de ondernemende
middenklasse!
Conscience
en Leopold I moeten dus koorddansen op een slappe koord en de kool en de geit sparen. Henri Conscience, ‘Conservateur des Musées
Royaux des Beaux-Arts’ beschrijft dit prachtig in een
brief van 1881 aan Georges Eekhoud,
Letterkundige
“Wappers kreeg
opdrachten van Leopold I en omdat beiden vrijmetselaar waren, gingen zij op
zeer vertrouwelijke voet met elkaar om. Wappers vatte dadelijk vriendschap voor
mij op; ook hij wilde de Vlamingen uit hun lange geestesslaap wekken. Hij
zorgde ervoor dat de koning mij in zijn paleis te Brussel ontving en mij eerst
een hulpgeld gaf, en vervolgens de opdracht tot het schrijven van een
Geschiedenis van België. Toen Wappers directeur van de Academie werd, werd ik
griffier van de school. Het was de eerste betrekking die mij toeliet om in mijn
vrije uren te schrijven. Dat alles maakte van mij echter geen rijk man. Van
mijn eerste boek, In ‘t Wonderjaer, en van De Leeuw van Vlaenderen waren een
paar honderd exemplaren verkocht. Daar komt bij dat ik pas getrouwd was – tot
dan toe had mijn schoonvader mij de hand van zijn dochter geweigerd omdat ik
geen vast werk had – en dat mijn vrouw, daarin hartelijk gesteund door haar
familie, neigde naar een levenswijze die wij ons in feite niet konden
veroorloven. Intussen bleef Wappers mij de hand boven het hoofd houden door van
mijn boeken een groot aantal exemplaren aan te kopen voor de bibliotheken van
‘s lands -lach niet! – gevangenissen. Maar Wappers kreeg te horen dat kanunnik
Van Hemel superior van het Mechelse kleinseminarie dwars lag. Deze had al de
schooluitgave van Reinaert de Vos door Jan Frans Willems gesaboteerd, tot
Willems bereid was de inhoud aan te passen aan de eisen van de christelijke
moraal. ‘Van Hemel is koleirig omdat gij in ‘t Wonderjaer van de geuzen de goeden
hebt gemaakt en van de Spanjaarden de slechten. Hij wil daar met u komen over
klappen. Ge verstaat toch wat ik wil zeggen?’ vroeg Wappers, die mijn
verbijstering voor onbegrip hield.‘Dat ik mijn boeken moet herwerken,’ zei ik.
De vrijheid
was en is mij lief – diende ik om harentwil niet vanaf de Omwenteling van 1830 tot
1836 in het Belgisch leger? En bezong ik ze niet in het Wonderjaer en de Leeuw?
Alleen, ik wilde schrijven. ‘Gij moet met die mens gaan spreken,’ vond mijn
vrouw Maria. ‘Ik val nog liever dood,’ zei ik. Thuis vond ik de slaapkamer op
slot. Van Hemel schreef mij. Ik antwoordde per kerende.
Chokri Ben Chikha 'Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen’. |
Eugeen Hermans, alias Pink |
Soms denk
ik dat onze letterkunde – de Vlaamse – er zonder de bemoeienissen van kanunnik
Van Hemel ánders had uitgezien. Ik vraag mij af of ik niet liever boeken had
geschreven die mij thans niet met twijfel vervulden’.
Besluit
Alleen al
de verontwaardiging die veertig jaar later nog doorklinkt in die brief van
Conscience is een aansporing om zijn ‘Wonderjaar’ eens door te nemen. Hij is
misschien broodschrijver, maar ook een groot schrijver met een aantal principes. Maar het is niet
eerlijk hem voor te stellen als de grondlegger van een ‘Vlaamse’ identiteit. Hij
is vooral een pion geweest in de kultuurpolitiek van Leopold I. Trouwens, wat is die Vlaamse identiteit? Op de Brugse Breydelfeesten van 1887 hebben
katholieken, liberalen en socialisten het standbeeld op de Brugse Grote Markt
elk afzonderlijk ingehuldigd. In 1902 waren er in Kortrijk niet minder dan vier
aparte Guldensporenherdenkingen. Voor de katholieken moesten de manifestaties
van het herdenkingsjaar de vaderlandsliefde versterken en op die manier de
Belgen, ‘Walen zoowel als Vlamingen’, verenigen in hun strijd ‘tegen den
gemeenen en inwendigen vijand, het wereldburgerlijke socialismus, dat vernieling
heet van eigendom en eigen heerd, van godsdienst en vaderland’. In 1900 had
August Vermeylen gesteld dat 1302 geen episode ‘uit een rassen-, maar uit een
klassenstrijd’ was. De katholiek Duclos stelde dat de Guldensporenslag ‘geen
strijd van volk tegen adel’ en ook ‘geen strijd tusschen werk en kapitaal’ was.
Die laatste strijd bestond niet, zo betoogde hij, want ‘sedert lang was dit
vraagstuk opgelost, door het wettig bestaan van gilden en neringen. De onhebbelijke
eischen zullen slechts alsdan stille vallen, wanneer de gilde of corporatie
weder zal ingericht zijn, in eenen vorm, die past op onzen tijd’. De Wever kan
natuurlijk zeggen zoals Duclos dat de “strijd tusschen werk en kapitaal” niet
bestaat en een uitvinding is van slechte vlamingen. Of zijn licht even opsteken
bij de kultuurpolitiek van Leopold I…
Biblio
http://janlampo.com/category/wappers-gustaf/ Brief van Henri Conscience
Conservateur des Musées Royaux des Beaux-Arts aan Mijnheer Georges Eekhoud,
Letterkundige - 9 juillet 1881
http://www.dbnl.org/tekst/bran038biog01_01/bran038biog01_01_0934.php J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden,
Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde. L.J. Veen, Amsterdam 1888-1891
http://fr.wikisource.org/wiki/De_la_renaissance_flamande_en_Belgique
Saint-René Taillandier, De la Renaissance flamande en Belgique. — Le Romancier
de la Flandre. — Henri Conscience, Revue des Deux Mondes, tome 1, 1849 (pp. 8685).
http://www.knhg.nl/bmgn2/B/Billen__C._-_1302_Revisite._1302_Herbekeken.pdf P. C. M. HOPPENBROUWERS, 1302-2002. De Guldensporenslag en zijn nagalm
in de moderne tijd
http://www.dbnl.org/tekst/vers059aans01_01/vers059aans01_01_0001.php
Tom Verschaffel, ‘Aanschouwelijke Middeleeuwen. Historische optochten en
vaderlandse drama's in het negentiende-eeuwse België.’, Theoretische
Geschiedenis 26 (1999)
1 commentaire:
De brief van Conscience aan Eekhoud die u citeert, is geen echte brief: het is een verhaal (fictie dus) dat ik in 1995 schreef om mee te doen aan een verhalenwedstrijd. Het is mijn interpretatie van de feiten.
Hartelijk,
Jan Lampo.
Enregistrer un commentaire