Kannunik Joseph-Olivier Andries is geboren in
mijn geboortedorp Ruddervoorde op 23 juni 1796 en was lid van het Nationaal
Congres.
Via de eerste
bisschop van Brugge Frans René Boussen en het boek “La révolution Belgique” van
François-Michel van der MERSCH kwam ik in Sint Salvators terecht.
Andries was de
zoon van notaris en burgemeester van Ruddervoorde Jan Andries. In 1830 werd hij
voorgedragen en verkozen in het Nationaal Congres voor het arrondissement
Eeklo. Na de goedkeuring in 1839 van het Verdrag der XXIV artikelen, waarbij Zeeuws-Vlaanderen
naar Nederland werd overgeheveld, trok hij zich uit de politiek terug.
In 1863
zette hij zich in om in het kader van de strijd tegen de armoede een domein
van 2300 ha te verkavelen onder kleine boeren in de streek van Ruddervoorde. Daarna
hielp hij in de strijd voor het behoud van de historische eigendomsstructuur
van de Gemene en Loweiden in Assebroek.
Maar ik wil
het hier vooral hebben over zijn job als
penningmeester van de kerkfabriek Salvatorskathedraal. In juli 1841 werd hij
door bisschop Boussen aan het werk gezet om de kathedraal “te herstellen” na een
brand in 1839. Wij zullen zien hoe herstellen voor de neogotiekers een relatief
begrip was…
Om de mentaliteit van
Boussen te situeren, dit citaat: “La
religion a obtenu la liberté et avec la liberté elle doit vaincre. Lorsque le
catholicisme aura pris une véritable emprise en France et en Angleterre, la
chère Belgique, destinée depuis longtemps par la Providence à devancer les
autres nations, sera parvenu au point qu’elle se constituera catholiquement »
(François-Michel van der MERSCH,
La révolution Belgique, p.259)
Boussen |
In 1834 werd het bisdom Brugge heropgericht.
De Gentse hulpbisschop Frans René Boussen
werd de
nieuwe bisschop van Brugge. Hij startte een ambitieus programma om het in de
revolutie verloren terrein terug te winnen. Boussen lanceert in 1835 « lesconfréries contre le blasphème » of Bond tegen het vloeken
GOD ZIET MIJ. HIER VLOEKT MEN NIET. Die prent
gaat de wereld rond. In
2013 vonden wij nog in Zeeland een affiche van de ‘Bond tegen het vloeken’. Dit moet wel een van de laatste
zijn geweest: in 2012 besloot de Bond om
zijn naam niet meer op de posters te vermelden omdat uit imago-onderzoek blijkt
dat mensen de organisatie 'suf, achterhaald, extreem, dom en zielig' vinden.
Maar ondertussen heeft de symboliek die heel uitgekiend is twee eeuwen standgehouden: het oog – een vrouwelijk oog, van
de moeder
van Boussen naar het schijnt – in de driehoek van de vrijmetselaars, de heilige
geest die zich als een havik op de aarde stort, de onderste letters vlamrood.
10.000
personen worden lid van die bond in Sint
Salvators. In 1844 wordt in de Sint Gillis parochie gedurende een week gepreekt
tegen het vloeken, en om zeker te zijn dat de armoezaaiers afkomen worden ze
thuis bezocht in aanwezigheid van de weldadigheidsinstanties.
Boussen had
nog een probleem. De Sint-Donaaskathedraal was als nationaal goed verkocht en
gesloopt. De Sint-Salvatorkerk werd
officieel de Sint-Salvators- en
Sint-Donaaskathedraal. Nochtans was het gebouw minder indrukwekkend dan de
nabijgelegen Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het heeft bijvoorbeeld
geen luchtbogen maar wel zware steunberen.
O.-L.-Vrouwekerk en de Sint-Salvatorskerk 1580 Antoon Claeissens |
Sint-Salvator
moest dus aan zijn nieuwe status aangepast worden. Boussen betaalt persoonlijk
een tegel op zes van een nieuwe vloer voor Sint Salvators.
Een voorstel
om de toren te slopen en het schip van de kerk met drie traveeën te verlengen en met een nieuwe toren af te
werken, ging niet door. En dan komt de goddelijke voorzienigheid Boussen ter
hulp: een brand in 1839. Samen met de provinciegouverneur De Mûelenaere roept
hij op die terug op te bouwen. Boussen profiteert van de heropbouw om het
belfort naar de kroon te steken: de engelse ingenieur Chantrell zet bovenop de korte
oorspronkelijke toren een stoere romaanse
burcht, een soort terras met kandelaars.
De oorspronkelijke
versie van de toren vinden wij terug op een gravure van Sanderus alias Antoon Sanders, een Ieperse kannunik, die in 1641 FLANDRIAILLUSTRATA uitgaf.
Na de dood
van Boussen besluit Koninklijke Commissie voor Monumenten, zonder toelating van
Chantrell, een spits op de toren te zetten, naar een ontwerp door architect E.
Carpentier.
Camille Lemonnier schrijft
in 1903: “le donjon chrétien aux lourdes
assises carrées, flanqué d’échaugettes et de poivrières, et le sourcilleux
colosse communal dardant ses flêches et ses pinacles, on l’air de symboliser
les guerrières ardeurs du catholicisme, et les mâles insoumissions de la
commune ».
En voor Charles
Rodenbach roepen de torens van
Bruges-la-morte in 1892 : « Regardez-nous!
Nous ne sommes que de la foi! Nous sommes des clochers militaires ».
Bien vu. En weg met hem die God versmaadt.
In Luik
werd – maar dan wat vroeger, in 1810 onder het concordaat, een toren gezet op de kerk van Sint Paul die een copie was van de Sint
Lambertkatedraal, in dezelfde omstandigheden als Sint Donaas afgebroken. Met
even weinig respect voor de oorspronkelijke bouwwerk - Sint Paul had een kleine
toren die men terugvindt in een gravure van “ les Délices du pays de Liège”. De
spits is recuperatie: ze werd teruggekocht van de zwart-goedopkoper die de
abdij van Sint-Truiden afbrak. Op die manier gaf men in Luik aan Sint Paul het
prestige van een katedraal.
Onze Kannunik
Andries heeft dus niet allen België helpen op de kaart zetten; hij heeft ook zijn
bischop geholpen om zijn katedraal de halletoren te overtreffen. Maar als je
het mij vraagt, dan mag hij zijn straatnaam houden voor zijn wetenschappelijk
werk rond het droogleggen van onder andere het Vrijgeweed. Voor wat de
eigendomsrechten ervan betreft hebben we moeten op de nazis wachten die in 1940
waarschijnlijk minder scrupules hadden om middeleeuwse vrijgeweedtoestanden overboord te
gooien, ondanks Bloed en Bodem…
Publicaties van Kannunik Andries
Projet de défrichement de la grande bruyère qui s'étend sur les communes de
Ruddervoorde, Zwevezeele et Lichtervelde connue sous le nom de Vrij-geweid,
Brugge, 1842.
Projet de défrichement de la grande bruyère
qui s'étend sur les communes de Ruddervoorde,
Notice sur la grande bruyère flamande deBulscamp, Brugge, 1864.
Recueil de documents tendant à résoudre la
question de propriété des Gemeene- en Looweiden situées à Assebrouck et
Oedelem-lez-Bruges, Brugge, 1879.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire