Deze blog is opgedragen aan mijn petekind Elke.
Ik bezocht zaterdag met mijn petekind Elke het kasteel van Loppem. Ik kende het kasteel alleen van de doolhof en ik ben er ook een keer met mijn kinderen geweest.
Ik bezocht zaterdag met mijn petekind Elke het kasteel van Loppem. Ik kende het kasteel alleen van de doolhof en ik ben er ook een keer met mijn kinderen geweest.
Veel later hoorde ik over de staatsgreep van Loppem. Anderen spreken de
revolutie van Loppem. Dat is er iets over, maar men zou kunnen spreken van een staatsgreep.
Albert I drukt het algemeen stemrecht door voor de eerste verkiezingen na de
oorlog, wat eigenlijk had moeten gebeuren via een grondwetsherziening. Nu had
Albert wel een brede consensus opgebouwd rond die beslissing.
Maar de oude Woeste – de grote tegenstander van Priester Daens - werd niet uitgenodigd. Woeste, op 83 nog altijd strijdlustig, beweerde in 1920 nog dat men in Loppem de koning had doen geloven dat zijn kroon zou vallen zoals zoveel andere, en dat hij daarom een tripartite had gevormd.
Ook kardinaal Mercier was aangeslagen omdat de Koning hem niet had geraadpleegd en sprak in december 1918 zelfs van een schending van de constitutionele eed. Twee vooraanstaande katholieken, Van de Vyvere en Poullet, moesten de aartsbisschop op andere gedachten brengen. Mercier draaide bij. Toen een aantal volksvertegenwoordigers hem vroegen of zij nog aan hun eed van trouw aan de grondwet gebonden waren, schreef Mercier op 14 januari 1919 aan Albert I dat het episcopaat dit unaniem had afgewezen, “les circonstances actuelles ne justifieraient pas sa violation”. Die ‘circonstance’ was de Spartacusopstand. Misschien begon de aartsbisschop nu ook te vrezen voor een linkse opstand in België.
Albert ging heel ver in zijn politiek schaakspel. De ‘patron’ van de Belgische
Werkliedenpartij BWP, Emile Vandervelde, was nauwelijks betrokken bij het tot stand
komen van de akkoorden van Loppem. “Le Patron” beschrijft zelf in zijn memoires
dat hij pas enkele dagen na de feiten hoorde dat er een belangrijk akkoord was.
Albert kan natuurlijk inroepen dat zijn regering in Le Havre al in oktober had
beslist een consultatieve regeringscommissie te vormen voor de machtsoverdracht,
met 4 katholieken, 2 liberalen en 2 socialisten. En dart waren Joseph Wauters en Anseele. Maar een consultatieve
regeringscommissie kan daarom nog geen grondwet herzien…
Maar de oude Woeste – de grote tegenstander van Priester Daens - werd niet uitgenodigd. Woeste, op 83 nog altijd strijdlustig, beweerde in 1920 nog dat men in Loppem de koning had doen geloven dat zijn kroon zou vallen zoals zoveel andere, en dat hij daarom een tripartite had gevormd.
Ook kardinaal Mercier was aangeslagen omdat de Koning hem niet had geraadpleegd en sprak in december 1918 zelfs van een schending van de constitutionele eed. Twee vooraanstaande katholieken, Van de Vyvere en Poullet, moesten de aartsbisschop op andere gedachten brengen. Mercier draaide bij. Toen een aantal volksvertegenwoordigers hem vroegen of zij nog aan hun eed van trouw aan de grondwet gebonden waren, schreef Mercier op 14 januari 1919 aan Albert I dat het episcopaat dit unaniem had afgewezen, “les circonstances actuelles ne justifieraient pas sa violation”. Die ‘circonstance’ was de Spartacusopstand. Misschien begon de aartsbisschop nu ook te vrezen voor een linkse opstand in België.
Anseele rechts ingang kasteel Loppem |
De revolutie van Loppem
Sommigen spreken
over de revolutie van Loppem in plaats van een staatsgreep. Maar als er
al een embryo van revolutie is geweest, dan was dit niet in Loppem maar in
Brussel.
Op 10 november hadden een aantal Duitse revolutionaire soldaten een soldatenraad gevormd. Die nodigde een aantal socialisten, waaronder Wauters,
uit om zich te beraden over een revolutie in België. Wauters weigerde iedere samenwerking.
Ook Joseph Jacquemotte, de meest linkse BWP-er, weigerde mee te doen.
De Duitse legerleiding
benoemde Anseele zelfs tot president van de “Belgische republiek”. Dat noemt
men troebelwatervissen! De Gentse socialistische voorman wees het aanbod af.
Ik schreef
over die soldatenraad een blog (in het Frans).
Als er dan
al geen revolutie was, de schrik zat er wel degelijk in. Vandervelde beschrijft
in zijn memoires hoe enkele ordonnansofficieren hem op 12 november, in Loppem op
de man af vroegen of er nu een revolutie aan de gang was.
Albert
speelde hier handig op in. Baron de Broqueville had in mei aan Albert verklaard
dat alleen een bijna-revolutie hem ertoe zou kunnen aanzetten terug
ministeriële verantwoordelijkheden op te nemen. Koning Albert, die hem terug in
de regering wilde, verwees naar de situatie in Brussel ham er op te wijzen dat
het bijna zo ver was.
Albert zei
aan de Franse generaal Degoutte dat hij het ‘socialisme international chez lui’ vreesde. Albert had wel
vertrouwen in personen als Vandervelde en Anseele, maar mogelijk vreesde hij
dat ze wel eens de controle over hun achterban zouden kunnen verliezen, zoals in
Nederland waar de situatie prerevolutionair was, met een toespraak van Troelstravan de SDAP, een vriend van Kamiel Huysmans.
Hoewel de
novembercoup van Troelstra fel overroepen was. De arme man verantwoordt zich in
zijn memoires over wat men later zijn vergissing of zijn tragedie zullen
noemen. “Rotterdam. Vijf groote zalen
liepen dien avond vol; ik begaf mij eerst naar het Verkooplokaal, met ongekend
vuur klonken onze strijdliederen uit de wachtende menigte op. Onder den indruk
van de berichten uit Duitschland, waar Ebert rijkskanselier was geworden en de
roode vlag van het keizerlijk paleis wapperde, zongen de arbeiders.... ‘En de
Internationale zal morgen heerschen op aard.’.
Zijn
toespraak is inderdaad vrij radicaal:
‘Het Nederlandsche proletariaat zou zijn taak
verzuimen, als het niet zorgt, dat er groote dingen uit voortkomen. De
bourgeoisie heeft afgedaan als de heerschende klasse. Verzuimt het oogenblik
niet, grijpt de macht, die u in de schoot wordt geworpen. De arbeidersklasse in
Nederland grijpt thans de politieke macht. Wij hebben de vraag te overwegen,
welke daad wij zullen doen. Het kongres van de komende Zondag zou moeten
beslissen, of wij ook in ons land arbeiders- en soldatenraden zouden oprichten”.
Maar
Troelstra zegt – volgens mij terecht- dat hij opriep tot ‘gematigdheid’.
Tot de bourgeoisie zeide ik: Meent niet, dat
onze gematigdheid beteekent, dat wij niet diep willen ingrijpen, maar er is een
overgangstijdperk aangebroken, en wij willen, dat het onbloedig zij.
‘Gij, bourgeoisie, gevoelt, dat de
arbeidersklasse is geworden de macht, die niet meer kan vragen, eischen, maar
die zichzelf als opperste macht moet konstitueeren. Dit is de eisch der
historie, voeg u ernaar.”
de veldbedden van Albert en Elisabet in Loppem |
De toestand
in België is dus vrij goed onder controle is gebleven, onder andere door de slimme
politiek van Albert, die de schrik voor een revolutionaire situatie heeft
geînstrumentaliseerd.
Dit doet
natuurlijk niets af aan het feit dat dit koorddansen was op een slap koord, als
men ziet hoe de revolutie de hele situatie in Europa overhoop heeft gegooid.
Loppem: een monument aan
de “légèreté, naïveté, sentimentalité” van de koning
De
rechtervleugel van Albert I had het daar moeilijk mee en jaren later werd het
hem nog verweten. Voor hen was Loppem het symbool van een samenzwering.
In 1921 kwam
het spel terug op de wagen met een boekje ‘La
politique belge depuis l'armistice’ van Maurice Des Ombiaux, die Frans
attaché was geweest tijdens de oorlog bij de Belgische regering in Frankrijk. Hij
beschuldigde Léon Delacroix, Émile Vandervelde en ‘de samenzweerders van Loppem’ van « agitation de l'épouvantail bolchévique, la grande peur du Roi, la
non-consultation de la droite par le Souverain ».
“Medehoofdrolspeler
in Loppem” Paul-Émile Janson vond het nodig te antwoorden in Le Soir (4 oktober
1921), met een aantal weliswaar interessante anekdotes maar eigenlijk een
herhaling van wat hij op 12 november 1918 had gezegd voor de gemeenteraad van Brussel.
In 1926 sprak La Gazette terug van staatsgreep in Loppem, het begin van de wanorde.
Janson ontkende bij een lezing aan de Brusselse balie dat hij Albert zou
gesproken hebben van een nakende bolsjewistische staatsgreep.
In februari
1930 vraagt Fernand Neuray in een column in de krant ‘La Nation
Belge’ in Loppem een monument op te richten met op de sokkel: “légèreté, naïveté, sentimentalité”. In dezelfde krant beschrijft Charles
d'Ydewalle Loppem en zijn kastelen…
Het debat
wordt verder aangezwengeld met een boek van een journalist van Britse afkomst, Gerard
Harry die beweerde dat te Loppem een samenzwering had plaatsgevonden, met de
Koning als speelbal, om een socialistische dictatuur die er kwam, te verhullen. Die Harry was directeur van de krant ‘L'Indépendance Belge’.
Koning
Albert vindt deze rel erg genoeg om te reageren met een brief aan Neuray, aan
premier Jaspar en aan Paul Hymans.
Het prochyepapen landt
verkocht in 1756
De ironie
van de geschiedenis wil dat de ‘revolutie’ van Loppem heeft plaats gehad in het
kasteel van een van de meest katholieke families van België. Het kasteel is gelegen op het zogenaamd "Pastoriegoed of prochyepapenlandt" In 1756 verkocht de toenmalige pastoor die 12
hectaren aan Clément de Potter, die van de pastorij een "huys van
playsance", of buitenverblijf, maakt. De pastoor van zijn kant bouwt een
nieuwe pastorie vlakbij de kerk. In 1812 trouwt Marie de Potter de Droogenwalle
met Joseph-Bernard van Caloen. De broer van Marie-Christine de Potter was de
revolutionair Louis de Potter. Zij voerde een jarenlang proces (1833-1837) over
de erfenis De Potter en meer bepaald over de eigendommen Dijver en Loppem. Het
echtpaar Van Caloen-De Potter won het proces. Joseph-Bernard breidt zijn
bezittingen in Loppem uit tot 235 ha, een zesde van Loppem. Het
"hulstbosch" van vier ha wordt aangelegd in een stijl
'anglo-chinois'. Caloen doet in 1851 een beroep op de Luikse tuinarchitect JeanGindra.
Gods architect Pugin en de
‘gothic revival'
Dit
echtpaar heft drie zonen.Toen de oudste broer stierf aan tyfus en de jongste bij de Jezuïeten intrad
werd van de laatste zoon Charles geëist dat hij trouwde en nazaten verwekte.
Eigenlijk verlangde deze ernaar priester te worden maar als gehoorzaam stamhouder gaf hij dat vrome ideaal op en trad in 1847 in het huwelijk met
Savina gravin de Gourcy. Ook zij was liever in het klooster gegaan. Vandaar dus
dat de godsdienst een grote rol speelt in hun leven. In 1848 wordt Charles lid
van de "Edele
Confrérie van het Heilig Bloed". Medelid is de Brugse bisschop Jean-Baptiste Malou, grote voorstander van de neogotiek. Aanvankelijk inspireren ze zich aan de ‘gothic revival' van A.W.N. Pugin, “Gods architect” die het House of Parliament bouwde.
Confrérie van het Heilig Bloed". Medelid is de Brugse bisschop Jean-Baptiste Malou, grote voorstander van de neogotiek. Aanvankelijk inspireren ze zich aan de ‘gothic revival' van A.W.N. Pugin, “Gods architect” die het House of Parliament bouwde.
Charles
vindt dat de neoclassicistische stijl van het oude "huys van
playsance" van Clément de Potter te veel het liberale gedachtegoed oproept
en vraagt aan Edward, de zoon van A.W.N. Pugin, om een ontwerp te maken. Pugin
begint met het graven van een grote vijver voor de Engelse landschapstuin. Van
de klei werden ter plaatse duizenden, zachtrode bakstenen gebakken.
Vonden de
Caloens Pugin niet katholiek genoeg, of waren er andere gewoon praktische
redenen? Ik heb het niet kunnen uitmaken. In alle geval vraagt het echtpaar aan
Jean Bethune het werk over te nemen.
Jean-Baptiste Bethune
Die Jean-Baptiste Bethune was een
veelzijdig kunstenaar. Eén van zijn eerste opdrachten (1851) was het
neogotische interieur van de Heilige Bloedkapel, en de graf- en bidkapel
(1852-1856) voor de familie van Caloen aan de kerk van Loppem. Het hoofdaltaar
en drie glasramen in het koor zijn ook door hem ontworpen, en betaald door Charles.
Bethune maakte ook een Tiara die in 1871 aan de paus Pius IX geschonken werd, en
de schrijnen van Karel de Goede in Sint Salvators en van Sint Lambert in de kathedraal
Saint-Paul in Luik (1884).
Bethune
schiep in Loppem een bouwwerk waarin volgens Veronique van Caloen, nazaat en
conservator van het kasteel 'meer
Madonna's dan kasten te vinden zijn'. En op de eerste bouwtekening van het
gelijkvloers was geen toiletruimte voorzien. Deze moest later onder een
zadeldakje tegen de voorgevel worden gebouwd.
Joseph, de
oudste zoon, wordt benedictijn en sticht onder andere Zevenkerken in 1899
waarvan hij tot 1912 als eerste abt fungeert.
In 1865 - Jozef van Caloen was dan 12 jaar
oud - werd besloten dat hij zijn humaniora zou beginnen, op het kasteel zelf. Het
neogotische gebouwtje in het park is zijn privéschool. Jozef zegt dat zijn
ouders daarmee beoogden ‘de sauvegarder
mon innocence car ils connaissent le danger du contact des mauvais compagnons
dans les collèges même les plus chrétiens’. Op aanvraag van de barones van
Caloen werd de onderpastoor van de Sint- Walburga-parochie, Guido Gezelle, als privéleraar
Nederlands van haar zoon Jozef aanbevolen. De barones kende de bisschop goed:
hij kwam dikwijls, bij wijze van ontspanning, te voet naar Loppem, meestal
vergezeld van Felix Bethune, om op het kasteel te middagmalen. En Gezelle correspondeerde
al met de barones, van
Waalse afkomst, in het Nederlands. Zij liet zich en haar vijf kinderen door Gezelle onderwijzen in het West-Vlaams, de 'stratetaal' zoals de adel het neerbuigend noemden.
Waalse afkomst, in het Nederlands. Zij liet zich en haar vijf kinderen door Gezelle onderwijzen in het West-Vlaams, de 'stratetaal' zoals de adel het neerbuigend noemden.
In 1868 wilde
Jozef van Caloen als zoeaaf naar Italië gaan maar hij werd geweigerd omwille
van zijn leeftijd en vooral zijn zwakke gezondheid: “ je n'avais nullement les goûts militaires. Seul le sentiment religieux
me poussait à un acte dont je n'étais pas capable. Je me dédommageais en
versant à la quête qui se fit pour les zouaves tout ce que j'avais alors dans
ma petite bourse: une quarantine de francs. Le bon Dieu s'en contenta’.
Heeft Gezelle een invloed gehad op de ‘zoeavenroeping’ van Jozef van Caloen? Voor
Jozef wordt rond 1866 in de tuin 'le petit musée' opgetrokken.
Monseigneur
Franceso Nardi (1808-1877), persoonlijke vriend van de paus, kon in het kasteel
over een eigen kamer, 'la chambre de Monseigneur Nardi', beschikken. De familie
had persoonlijk contact met paus Pius IX.
Albert Van Caloen moet
zijn kasteel aan de Duitsers laten
Charles overleed
in 1896. Na het overlijden van zijn vrouw Savina in 1912 trekt zoon Albert in
het kasteel in. De doolhof van 1873 was zijn ontwerp.
Uit diens
huwelijk met Thérèse van Ockerhout werden dertien kinderen geboren. Op een
stamboom in de grafelijke slaapkamer zijn ze allemaal terug te vinden: vier
zonen en negen dochters.
De nieuwe
kasteelheer is net als zijn vader confrater van het Heilig Bloed,
provincieraadslid en burgemeester van Loppem van 1891 tot 1932.
Tijdens de
Eerste Wereldoorlog neemt eind 1917een Duitse generaal met zijn staf zijn
intrek op het kasteel. Ik heb de naam van die generaal niet kunnen terugvinden.
Het kasteel van Caloen is trouwens heel karig met zijn documentatie over deze
episode. In de kapel vinden wij bijvoorbeeld een krans met klaprozen ( dat hebben de Britse oorlogsbedevaarders
graag, maar het enige aanknopingspunt hiervoor is een bezoekje van een Engelse
generaal aan het kasteel) ) maar bijna niets over die Duitse oorlogsgast.
Nu, het potentieel van Duitse oorlogstoeristen zal wel veel kleiner zijn…
De Duitsers
bouwen er bunkers bij hun Pionierpark, ten oosten van de Zeedijkweg. Dit park was een depot van
de Duitse genietroepen (Pioniere) waar materialen werden opgeslagen voor het front.
Dit park werd aangelegd in 1917 tussen de spoorlijn Brugge-Kortrijk en de
Zeedijkweg. Het munitiedepot bestond uit kleine verspreide opslagplaatsjes. De
aan- en afvoer gebeurde via een aftakking van de spoorlijn.
Na de
terugtrekking van de Duitsers resideert de Koninklijke familie met hofhouding
tussen 24 oktober en 25 november 1918 op het kasteel.
Vanaf 1940
bewoont Jean, de tweede zoon van Albert, het kasteel. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog wordt het kasteel gebruikt als kazerne.
In 1951
wordt de vzw 'Fondation van Caloen à Loppem' opgericht. Jean schenkt in 1953
samen met zijn zoon Roland het kasteel met inboedel aan de vzw en gebruikt de
bibliotheek als woning. Daarna volgt de openstelling voor het grote publiek,
eerst van het park en het kasteel in 1975. Kasteel en park worden in 1985 als
monument en als landschap beschermd.
Een model van Vlaamse
neogotiek
Het
'eternel château' is een prototype van ambachtelijk-archeologische neogotiek,
een stijl bijna exclusief ontworpen voor de conservatieve aristocratie. Dat
belet geen technische nieuwigheden zoals centrale verwarming, een badkamer,
stromend warm en koud water en een lift. Alles gaat er hemelwaarts:
torenspitsen, spitsbogen, zadeldaken, vensternissen, dakvensters, schoorstenen.
In het interieur wordt die beweging voortgezet. Het buffet in de eetzaal lijkt
op een gotische koorbank, een tafel in de blauwe salon op een huisaltaar.
Men komt
binnen via de wintertuin met zijn Lourdesgrot.
De
vestibule is uitgewerkt als een drie verdiepingen hoge hal en oorspronkelijk
ook biljartzaal. De eerder smalle inkomdeur zou verwijzen naar de hemelpoort.
Wie vroeger daarlangs binnenkwam moet onder de indruk geweest zijn. Aan het
houtsnijwerk van balustrade en paneeltjes van de monumentale trap heeft Leonard
Blanchaert ruim tien jaar gewerkt. De hal met gepolychromeerd houten gewelf is een
kopie van de schepenkamer van het Brugse stadhuis van 1421.
Tussen het
'corps de logis' met pronkvertrekken en het 'klein kwartier' met
dienstvertrekken bevinden zich de kapel, de offices en de diensttrap. In de
huiskapel staan relikwiekastjes. Op de tweede verdieping van de kapel is een
tribune vanwaar het personeel de dienst kon bijwonen. Het personeel mocht
achter een deur hoog tegen de achterwand meebidden.
In het 'appartement à coucher' van de
familievriend Monseigneur Nardi installeerde in 1918 Koning Albert I zijn
veldbedden. Of zo wil men het ons doen geloven. De familie Caloen verblijft in
een appartement vier kamers aan de achtergevel.
In het blauwe salon of damessalon zijn nissen met gebeeldhouwde en
vergulde taferelen uit het leven van de heilige Carolus Borromeus. Deze
aartsbisschop van Milaan publiceerde in 1577 zijn 'Instructiones Fabricae et Supellectilis Ecclesiasticae' over het
ontwerp van kerken. Het zijn de neo-gotiekers van de Sint-Lucasscholen die die
heilige hebben terug opgevist. Er kwamen negentien herdrukken van het werk, tot
in 1952.
Twee schilderijen gaan over de vredesboodschap van de heilige Arnoldus
aan Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen, die zijn bisschop wil benoemen,
tegen de wil van het volk. Paus Gregorius VII stuurt Arnoldus met een boodschap
van vrede, die in Vlaanderen verstoord werd door twist en tweedracht. De
begeleidende teksten zijn van Guido Gezelle. Deze was altijd welkom in het
damessalon dat daarom ook soms Gezelle-salon genoemd wordt. Maar het zijn wel karamellenverzen.
Oordeel zelf maar:
Arnoud sprak, in 's pausen name:
‘Zij-dij sterk ende ten krijg
bekwame,
God is sterker, die alle lieden
met Zijnen bloede gekocht
dierbaar:
Vrede zul-dij houden, voorwaer,
om Gods wille, ende zult laten
groot ende kleen Gods vrede
baten.’
Robrecht sprak: ‘Dit woord van
vrede
wil ik hooren, met
oomoedigheden.’
Het rood
salon of salon Karel de Goede is het herensalon met taferelen uit het leven
van die heilige. Het is mij niet duidelijk waarom de Vlaamse kaloten van het
einde van de XIXde eeuw deze man uit de vuilbak van de geschiedenis hebben
gehaald. Dit is pure
vendetta. Op 2 maart 1127 werd in de Sint-Donaaskerk van Brugge tijdens de
ochtendmis graaf Karel de Goede van Vlaanderen vermoord, door een clan van de
Erembalden, geleid door de proost van het Brugse Sint-Donaaskapittel. Daarna zaten
de moordenaars de aanhangers van de graaf in de stad achterna. De graaf werd
verweten een campagne te zijn gestart rond hun afstamming van onvrije
grafelijke dienaren. De clan werd daar liever niet aan herinnerd.
Zeven
eeuwen later, op 9 februari 1882, slagen onze kaloten erin de eredienst van de
zalige Karel de Goede door Leo XIII te laten erkennen. Het was een
georchestreerde campagne: een paar maand later werd deze uitgeroepen tot tweede
patroon van de stad en van het bisdom Brugge (de andere is Sint-Donaas). En
Bethune mag een schrijn maken. Onze kunstenaar laat daar wel een fameuze steek
vallen: zijn schrijn was uiteindelijk pas gereed in 1885. De feestelijkheden
die gepland werden voor 1883 moesten worden uitgesteld.
Vergeet
niet ook een rondgang te maken in het park, met zijn ijskelder en zijn petit
donjon die oorspronkelijk duiventoren was.
Bronnen
https://www.persee.fr/doc/bcrh_0001-415x_1975_num_141_1_1389
Henri Haag, Le témoignage du Roi Albert
sur Loppem (Février 1930) ; Bulletin de la Commission royale
d'Histoire Année 1975 141
pp. 313-347
http://www.ethesis.net/albert/albert_deel_II.htm
Frederik De Meyer , tweezijdig pragmatisme. De relatie tussen Koning Albert I
en de socialistische leiders van zijn tijd.
Over de Duise
soldatenraad in Brussel mijn blog
1 commentaire:
Heel hartelijk dank dat ik een bijdrage heb geleverd aan jouw evenzeer prachtig schrijven over het kasteel van Loppem. Het beeldmateriaal vind ik ook heel passend. Heel graag gelezen eveneens mede door zijn educatieve - en informatieve dat ik hierin herken. Met vriendelijke groet Catherine Boone
Enregistrer un commentaire