lundi 2 juin 2014

De koloniale troepen in de Slag om Diksmuide

Volgens Omar Ba van Kif Kif, voorzitter van het Afrikaans Platform en coördinator voor België van ENAR (European Network Against Racism) weten weinigen dat er ook soldaten gerekruteerd werden uit de koloniën (DS 2/6/2014). Hij heeft groot gelijk. Daarom deze blog over de Senegalese tirailleurs die Diksmuide hebben gered in 1914. De blog is gemengd nederlands en Frans. Ik verzorg binnenkort de vertaling.

De Groignebunker

En de weinige sporen van hun offer zijn dan nog slecht beschermd ook. De beschermde Franse Groignebunker (‘het Senegalees bunkertje’ in de volksmond) in Oudekapelle is een getuige van de inzet van soldaten uit de hele wereld. In deze bunker verbleven Senegalese tirailleurs. Het is een mooi ogend bouwsel met een Soedanese voordeur in de vorm van een boog. In de boog en op de binnenmuren staan verzen uit de Koran gegraveerd. In 2012 werd dit gebouw beklad met een hakenkruis. Bart Castelein van vzw De Boot trok onlangs aan de alarmbel: die graffiti zijn nog altijd niet verwijderd. Meer dan 165.000 duizend tirailleurs Sénégalais hebben hun bijdrage geleverd aan deze oorlog. Het zou een krachtig signaal zijn dat deze bunker een prominente plaats krijgt in
de herdenking van de oorlog. Deze plek verdient het net zo goed als een Menenpoort om goed verzorgd te worden.
Het omgekeerde is wel waar: het niet altijd even fraaie koloniale verleden van België krijgt een ereplaats.

Het standbeeld van Alphonse Jacques, Baron de Dixmude.

Op de markt van Diksmuide staat het standbeeld van Alphonse Jacques, Baron de Dixmude.  Tijdens de “Slag om Diksmuide” verving Kolonel Jacques, in feite de bevelhebber van het 12de linieregiment, vanaf 24 oktober Kolonel Meiser als bevelhebber van de Brigade B (Bertrand).
Hij was een omstreden figuur omwille van zijn houding tegenover de Afrikaanse bevolking in zijn campagne tegen de slavenhandelaars (M'Pala 1892) en zijn uitgesproken francofone houding tegenover de Vlaamse soldaat. Het monument spreekt boekdelen: links achteraan zien we een Afrikaanse slaaf met ontbloot bovenlijf, blootsvoets, met gebalde vuist, de gebroken handboeien nog rond de pols geklemd; rechts achteraan tenslotte een koloniale militair gekleed in tropenkostuum met het geweer in rust.
Het is een eigenste link met het niet altijd even fraaie koloniale verleden van België. Toen in 2008 bekend raakte dat het standbeeld deel uitmaakte van een lijst van vijf potentieel beschermde monumenten in Diksmuide werden tijdens het openbaar onderzoek een tiental bezwaarschriften, gebaseerd op Jacques’ omstreden koloniale rol, indediend bij Monumentenzorg. Hij verwierf een heldenstatus in de oorlog tegen de Arabische slavenhandelaars – in feite een vijgeblad voor de koloniale projecten van Leopold II - en mocht zich in 1895 districtscommissaris noemen van Leopolds hoogsteigen rubberwingebied Lac Leopold II. Jacques beval de uitroeiing van de plaatselijke bevolking, omdat ze de vooropgestelde rubberquota niet haalden. Hij werd beschuldigd door het plaatselijk gerecht in Leopoldville voor vrijwillige doodsslag maar alles wijst erop dat hij zijn straf ontlopen is en van de gerechtelijke documenten blijft geen spoor over.
Al bij de inhuldiging van het monument weerklonken negatieve stemmen. Begin jaren negentig gingen er politieke stemmen op om het beeld te neutraliseren tot een ‘onbekende soldaat’ en het te ontdoen van alle opschriften. Sindsdien houdt een groep geëngageerde zielen (zowel inwoners als niet-inwoners) regelmatig ludieke acties om op z’n minst een bordje met een historische correctie naast het beeld te eisen. Het is tijd de rol van de Afrikanen in de slag van Diksmuide in eer te herstellen.

De Senegalese of  koloniale tirailleurs

Ajouter une légende
De Senegalese tirailleurs hebben in october 1914 de situatie in à Diksmuide gered. Ik heb het hier over tirailleurs sénégalais, omdat dit het ideale trefwoord is voor een zoektocht op internet. Maar in feite zou ik het moeten hebben over de koloniale tirailleurs. Na de inlijving van Algerije door Frankrijk werden tussen 1830 en 1854 Zoeavenregimenten gevormd. Aanvankelijk waren deze regimenten gemengd met zowel mannen van Franse als van Algerijnse origine. De naam ‘Zouaves’ is afgeleid van ‘Zouaouas’, een Kabylische stam. De pauselijke Zoeaven zijn trouwens omwille van hun kledij naar de Franse ‘Zouaves’ genoemd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de korpsen van de Zoeaven en van de (inheemse) Tirailleurs deels vermengd, in de zogenaamde ‘Régiments Mixtes de Zouaves et Tirailleurs’ (RMZT). De nummering van de eenheden van de Zoeaven tijdens de Eerste Wereldoorlog is heel ingewikkeld en bijzonder verwarrend door reorganisaties binnen het Franse leger. Eenheden werden vaak opnieuw samengesteld en/of herbenoemd, o.m. ten gevolge van de zware verliezen die ze leden.
De vzw De Boot heeft een tentoonstelling opgebouwd waarin 18 verschillende culturen die meegevochten hebben in de Westhoek in beeld gebracht. Deze kwam tot stand i.s.m. Lo-Reninge en Houthulst.  In hun heel interessante brochure vermelden ze hoe de eerste bataljons van de tirailleurs Sénégalais op 25 oktober 1914 aan kwamen in de Westhoek, meer bepaald in Lo, ter versterking van het Franse leger in België. De afrikanen werden ingezet tijdens de Slag aan de Ijzer in Diksmuide, de Drie Grachten, Luigem en Sint-Elooi. De gevolgen waren verschrikkelijk voor de Tirailleurs Sénégalais. Zo’n 2000 Tirailleurs sneuvelden in de eerste oorlogsmaanden waarvan er vandaag slechts 14 terug te vinden zijn op de Franse begraafplaats Saint-Charles de Potyze.
Jacques, Baron de Dixmude, heeft nochtans  veel te danken aan zijn tirailleurs die zich terecht mogen afvragen: hier ons bloed, wanneer ons recht?

De Senegalese tirailleurs in Diksmuide: 411 overlevenden op 2.000

"Le 26 octobre, les défenseurs de Dixmude voient leurs rangs clairsemés se grossir de nouveaux compagnons d'armes qu'on a un peu trop oubliés dans les hommages: le 2e Régiment Mixte Colonial sénégalais. A la fin de la bataille, le 15 novembre, il reste 400 hommes au 1er bataillon et seulement 11, dont un capitaine, au 2° bataillon des tirailleurs sénégalais: 411 survivants sur 2 000".
Ils sont toujours oubliés dans les hommages en 2014!

Un des mythes du mouvement flamand est les soldats flamands envoyés dans le feu par des officiers français dans une langue qu’ils ne comprenaient pas. Dans le flot d’articles sur la grande guerre je n’ai encore trouvé aucun qui évoque les Sénégalais envoyés dans le feu par des officiers français dans une langue qu’ils ne comprenaient pas.
Ils ont sauvé Dixmude lors du retrait sur l’Yser. La bataille de l'Yser s'engage le 16 octobre sur la ligne du chemin de fer d'Ypres à Ostende. http://fr.wikipedia.org/wiki/Brigade_de_fusiliers_marins L’armée belge était appuyé par la brigade de fusiliers marins de Ronarc'h ou composé en partie d’apprentis fusiliers marins très jeunes (jeunes engagés ayant à peine seize ans et demi). Les Parisiens leur donnent le surnom de « Demoiselles de la Marine ». Cette brigade s’était déjà battue à Melle les 9, 10 et 11 octobre pour protéger la retraite des troupes belges ayant évacué Anvers.
Le 19 octobre les Allemands percent le front à Beerst et les alliés se replient derrière l'Yser. Dixmude qui s'élève dans l'angle formé par la rivière et le canal de Handzame constitue un dangereux saillant : c’est là que les Allemands vont surtout frapper. Très vite, les Belges replient le gros de leurs troupes derrière la ligne du chemin de fer de Nieuport à Dixmude, en ne conservant, en première ligne à Dixmude, un peu d'artillerie, une brigade commandée par le colonel Meiser et les Demoiselles aux pompons rouges de Ronarc’h. Les trois corps d'armées de réserve allemands, environ 30 000 hommes, attaquent les 6.000 fusiliers de  la Marine et les 5 000 Belges de la brigade Meiser, composée des 11e et 12e de Ligne.
Le 21 au soir, Foch envoie en renfort le 16e bataillon de chasseurs, en avant garde de la 42e division de Grosetti. Le mot d’ordre de Foch est l’offensive à tout prix : Grosetti pousse vers Ostende, pendant que le général de Mitry à sa droite, entraîne ses cavaliers vers la forêt d'Houthulst.
mouton fétiche des tirailleurs
Mais les Allemands contrattaquent et s'emparent de Tervaete, en aval de Dixmude. Le 24 octobre, les allemands lancent deux assauts entre Pervyse et Ramscapelle, afin de les chasser de leur seconde ligne de défense, constituée par la voie ferrée de Nieuport à Dixmude.
Le récit de Galet, aide de camp du Roi Albert décrit l’état de panique chez les belges :
« Le G.Q.G. belge voulait retraiter jusqu'à Calais-Dunkerque, et le général Joffre et le général Foch interdirent pour l'armée belge l'accès du territoire français, forçant ainsi le Roi à garder un morceau de terre et le contraignant à l'héroïsme. Mais lorsque, dans la nuit du 22 au 23 octobre, une division belge recula, laissant les Boches traverser l'Yser, le G.Q.G. belge donna l'ordre de retraite. Galet interpelle le Roi : en donnant l'ordre de retraite on vous fait abandonner vos Alliés sur le sol même de la Belgique, car les troupes françaises ne seront pas comprises dans l'ordre de retraite. Elles resteront toutes seules, elles mourront sur le sol belge que l'armée belge aura abandonné. A le croire, son intervention « eut le plus heureux effet, le plus considérable aussi pour la réputation du Souverain et l'honneur de notre armée. Tout de même, il (le Roi) demanda un délai d'une heure, et une heure plus tard l'ordre de retraite était rapporté » (http://www.persee.fr/web/revues/home/prescript/article/rbph_0035-0818_1962_num_40_4_2440#  Galet, S.M. le Roi Albert Commandant en chef devant l'invasion allemande, pp. 118-119 (Paris, 1931).
Arrêtant sa marche vers Ostende,  Grossetti  lance une brigade sur Pervyse. Les Allemands font pleuvoir une grêle de shrapnells. « Ouvrez vos parapluies ! » clame Grossetti.
Les fusiliers marins réussissent à réoccuper Ramscapelle.

Het  2e gemengd Koloniaal Regiment

 Le 26, ils voient leurs rangs clairsemés se grossir de nouveaux compagnons d'armes qu'on a un peu trop oubliés dans les hommages rendus aux défenseurs de Dixmude : le 2e Régiment Mixte Colonialsénégalais vient de livrer de terribles combats autour d'Arras. En fait, le régiment Pelletier avait été constitué le 24 septembre sous le nom de régiment d'infanterie coloniale de marche, une fusion de bataillons décimés aux batailles de Signy-l'Abbaye et de Bertoncourt. Le 1er octobre, ce régiment avait été dissous et amalgamé avec 5 bataillons sénégalais pour former le 2e régiment mixte d'infanterie coloniale. Le 26 les Sénégalais débarquent donc à Dixmude pour être jétés dans la fournaise. Le 28 octobre, les Belges commencent à tendre les inondations de la rive gauche de l'Yser entre ce fleuve et la chaussée de chemin de fer de Dixmude à Nieuport. Le 30, le front était percé; l'inondation semblait déjouée. Mais Grossetti sauve la situation avec sa 42e division, ses zouaves, tirailleurs, chasseurs à pied, soutenus par trois bataillons belges. Les marins ont plus de 3 000 hommes morts ou hors de combat. Selon d’autres sources, pendant les seize mois au front ils auraient perdu 172 officiers, 346 officiers et 6 000 quartiers maîtres et marins, soit l'équivalent de son effectif initial majoritairement composé de Bretons.
Concernant les tirailleurs sénégalais, il reste 400 hommes au bataillon Frèrejean et seulement 11, dont un capitaine, au bataillon Brochot : 411 survivants sur 2 000. Le 15 novembre, l'offensive allemande est définitivement stoppée.
Franse   tegenaanvallen   in   de   tweede   helft   van   november     zorgden  op   17  november,  2de  Marokkaanse  Brigade  in  het  Bois  triangulaire)  en  in  december    38ste  DI,  Fusiliers  Marins,  87  DIT  langs  het  kanaal)  ervoor  dat  aan  Duitsers  verloren  stellingen  werden  heroverd.    Bij  de  Duitse  poging  op  12  november  het  bruggenhoofd  bij  Drie  Grachten  te  veroveren  gebruikten  ze  een  aantal  krijgsgevangen  zoeaven  als  menselijk  schild.  De  zoeaven   die hun makkers  zagen  aankomen  ze  niet.  Tot  een  van  de  gevangenen  riep  dat  het  een  valstrik  was  en  dat  ze  moesten  schieten  om  te  voorkomen  dat  de  Duitsers  de  brug  zouden  innemen.  De  woorden  van  de  onbekend  gebleven  zoeaaf,  die   daarmee   uiteraard   de   dood   over   zichzelf   afriep,   staan   vandaag   nog   te   lezen   op   een   steen   in   de   gevel   van   het 
voormalige  Café  Drie  Grachten:  ‘Mais  tirez  donc,  n.  de  D.’  –  ‘Maar  schiet  dan  toch,  gvd.’   
Un de leurs chefs, le colonel Mérienne Lucas, a écrit au général du 38e Corps d'armée du Département de Belgique : « Il importe de faire citer à l'ordre de l'armée ces héroïques Sénégalais à côté des fusiliers marins».  Et pourtant cette suprême récompense ne leur fut pas accordée.     Que du contraire : ils recevront comme suprême récompense la décimation.

Le 15 décembre les tirailleurs reçoivent leur suprême récompense : la décimation.

Dans le livre deJean-Yves le Naour sur les fusillés  on peut lire cette incroyable histoire (p. 128-129) : " Parce qu'elle ne s'est pas ébruitée, l'histoire des tirailleurs tunisiens décimés sur le front de l'Yser en décembre 1914 n'est jamais venue en justice. Complètement épuisé, le 8° tirailleurs avait refusé de sortir des tranchées. Le général Foch, commandant le groupe des armées du nord, réclame la décimation d'une compagnie pour servir d'exemple. Le 15 décembre 1914, on désigna donc un homme sur dix au hasard, sans décision de justice, puis on les promena ces infortunés devant leurs camarades avec une pancarte où était inscrit le mot " lâche" en français et en arabe – respect pour les langues ? - avant de les passer par les armes. Restée inconnue, cette affaire n'a jamais pu être défendue."
Un autre témoignage situe le refus de sortir des tranchées au 23 septembre 1914, donc en pleine bataille de Dixmude. Mais en fait, à cette époque ils sont à Ypres, et l’unité décimée sont des tirailleurs tunisiens, d’autres parlent d’algériens. La confusion provient de l’amalgame de ces unités coloniales suite aux pertes effroyables, et à la historiographie négligé de ces unités. Toujours est-il qu’il ne s’agit probablement pas des unités coloniales engagées à Dixmude. Vous devez me pardonner de faire le rapprochement même s’il n’est pas tout à fait historique….
" Le 5e régiment de tirailleurs algériens était composé d’engagés indigènes d’Algérie. Le général commandant la 73e brigade a écrit au général commandant la 37e division d’infanterie, le 23 septembre 1914 : ‘Les unités de tirailleurs se sont comportées aujourd’hui d’une façon navrante. J’ai tué de ma main 12 fuyards et ces exemples n’ont pas suffi à faire cesser l’abandon du camp de bataille par les tirailleurs’. Pourquoi ce nombre de douze ? Il représente le dixième de l’effectif d’une compagnie, c’était une « décimation ».
 Les tirailleurs tunisiens avaient déjà manifesté leur refus d’embarquer à Bizerte, estimant qu’ils ne pouvaient pas être contraints à aller combattre en Europe, et leur mouvement avait été réprimé. Engagés néanmoins sur le front des Flandres, la guerre de tranchées dans la boue et le froid n’a fait que renforcer leur refus d’y participer. Suite au refus d’une compagnie de participer à une offensive, une note du général Foch ordonne : « qu’on prenne immédiatement des sanctions : les meneurs ou 10 hommes tirés au sort dans la compagnie qui a refusé de se lever et qu’on les passe par les armes, dans un autre corps ».
Le 15 décembre 1914, le général commandant la compagnie ordonne à son tour : ‘Mes ordres portent qu’il soit tiré au sort un tirailleur sur 10 de la compagnie qui a refusé de marcher, sans préjudice des instigateurs de ce refus d’obéissance, s’ils venaient par la suite à être connus, que les tirailleurs désignés par le sort soient promenés devant le front avec un écriteau portant en français et en arabe le mot “lâche”, qu’ils soient fusillés aussitôt après’. L’exécution a lieu le 15 décembre : «L’exécution a, paraît-il, fortement impressionné les tirailleurs et on pense qu’elle aura un effet salutaire. C’est une compagnie de zouaves qui en a été chargée». Un autre document rapporte : «Les dix tirailleurs désignés par le sort ont été fusillés après les formalités prescrites. Un ordre en arabe a été lu aux tirailleurs pour leur expliquer les motifs de la décision du général».
Hierbij nog een vollediger versie van In Flanders Fields :
Toen  de  15de  compagnie  van  8  RTT    4de  bataljon)  na  weken  gevechten  langs  het  kanaal  op  8   december   op   rust  mocht   naar   Fintele     Pollinkhove),  werden   de   tirailleurs   al   na   een   halfuur   opgeroepen   om   zich  naar  het  zuidoosten  van  de  Ieperboog  te  haasten,  om  bij  het  pas  verloren  Côte  60    Hill  60)  in  de  tegenaanval  te  gaan.  Onder   protest   werden   de   25   kilometer   naar   het   nieuwe   front   afgelegd,   sommigen   dienden   van   vermoeidheid 
onderweg  achter   te  blijven.  Aanval  na   vergeefse  aanval   volgde,   tot   op  13  december  een  bevel  werd  geweigerd.  Het  dagboek  van  de  bevelvoerende  eenheid,  1  RMT,  beschrijft  het  incident  omstandig:  A   8h20  le   Commandant   Amis   donne  le   signal   de  l’attaque.   Le   Capitaine   Lasserre   se  lève,   bondit   pardessus  la  tranchée  en  levant  son  képi  et  en  indiquant  du  bras  la  direction.  Les  zouaves,  la  1e  demi-section  du  Génie  et  la  5e 
Cie  du  1  RMT  s’élancèrent  au  pas  de  course  en  criant:  en  avant. 
Quand  ils   eurent   gagné   30  m.  le   Ct   donne  l’ordre   à  la   Cie   du   8e   T   de   suivre  le  mouvement   pour  former  la   2e  vague  de  l’assaut,  mais  il  lui  fut  impossible  de  faire  lever  cette  Cie  dont  les  hommes  opposèrent  la  force  d’inertie  la  plus  absolue.  Entre  temps  la  1e  vague  s’égrenait,  les  pertes  se  faisaient  rapidement  nombreuses,  une  partie,  très  faible,  des  assaillants  arrivait  aux   tranchées  allemandes.  En   tête,  à  droite,  le  capitaine  Lasserre,  un   sous-officier,  un  caporal  et  une  quinzaine  d’hommes,  vers  la  gauche  un  sous-officier  et  20  hommes;  ils  sautent  dans  les  tranchées  allemandes  et  disparaissent  aux  vues  de  nos  lignes.  Quelques  hommes  se  rejettent  en  arrière  et  se  tapissent  dans  un  trou  d’obus  à  quelques  mètres  de  la  tranchée  allemande  et  en  angle  mort,  ils  rentreront  dans  nos  lignes  à  la  nuit. 
La  9e  Cie  puis  la  12e  sont  bien  venus  prendre  place  derrière  la  Cie  du  8e  T  mais  le  temps  a  passé,  la  ligne  ennemie  que  le  tir  de  l’artillerie  avant  l’attaque  avait  forcé  les  allemands  à  dégarnir  momentanément  avait  eu  le  temps  de  se  renforcer.  Le  tir  ennemi  fusillade,  mitrailleuse,  canonnade  étaient  devenus  intensifs.  Lancer  une  nouvelle 
colonne   d’assaut   dans   ces   conditions   était   la   vouer   à   une   destruction   certaine.   L’attaque   avait   échoué   et   ne  pouvait  être  reprise  qu’après  une  nouvelle  préparation  de  l’artillerie.   
 
Generaal  d’Urbal,  bevelhebber  van  het  Franse  VIIIste  leger  in  Roesbrugge,  was  verbolgen.  Op  15  december  kwam  het  fatale   bevel   tot  decimering   van   de   15de   Cie,   wars   van   elk   voorschrift,   en   ondanks   protest   van   divisiegeneraal   De  Bazelaire.   
 
Mes   ordres   portent   qu'il   soit   tiré   au   sort   un   tirailleur   sur   10   de  la   compagnie   qui   a   refusé   de  marcher,   sans  préjudice  des  instigateurs  de  ce  refus  d'obéissance,  s'ils  venaient  par  la  suite  à  être  connus,  que  les   tirailleurs  soient  promenés  devant  le  front  avec  un  écriteau  portant  en  français  et  en  arabe  le  mot  'Lâche';  qu'ils   soient  fusillés  aussitôt  après. 
 
Van   deze   gefusilleerden   bleef   uiteraard   geen   spoor.   Kolonel   d’Anselme,   de   bevelhebber   van   1   RMT   die   de  tegenaanvallen  op  Hill  60  leidde,  bleef  tot  19  december  doorgaan,  om  dan  te  besluiten  dat  zonder  echt  beleg  de  heuvel  nooit   meer   in   Franse   handen   zou   vallen.   Dat   dit   een   juiste   analyse   was,   zouden   de   Britten   het   volgende   voorjaar  bewijzen.   
Achiel Van Walleghem, in   1914   onderpastoor   van   Dikkebus,   en  juni  1915  pastoor in  Reningelst,  schreef  over  de  Franse  koloniale  troepen  in  december  1914:    Hier   zijn   nu   ook   vele   soorten   van   troepen,   vele   zouaven  met   hunne   wijde   roode   stropbroeken,   kort   vestje   en  turksche   klak.   Ook   tirailleurs   algériens,   met   hun   halfzwart   wezen,   grijze   stropbroeken   en   kapmantel; deze   laatste  half  wild  mochten  niet  veel  alleen  gelaten  worden,  en  meer  dan  eens  heeft  men  in  de  streek  van  hunne  booze  toeren  gehoord).   
De   Franschen   hebben   nog   wat   moeten   wijken   langs   den   kant   van   Zillebeke.   Die   groote   schuld   is   aan   de  Senegaleezen.  Deze  zijn  moedig  en  onbevreesd  voor  de  dood,  doch  zij  zijn  benauwd  van  ‘t  gerucht  van  ‘t  kanon  en  hun  bijgeloof  zegt  hun  dat  eens  dat  zij  door  eene  bom  geschonden  zijn  zij  naar  den  hemel  niet  kunnen  gaan.  

Mangin, inventeur de la « Force noire » gagne au Chemin des Dames une réputation de  broyeur de Noirs

tirailleur
En 1917 le général Nivelle proposera à Verdun « ne pas ménager le sang noir pour conserver un peu de blanc »...  Nivelle avait confié la VIe Armée à Mangin, qui espère trouver au Chemin des Dames l’occasion de faire triompher définitivement ses idées sur la « Force noire ».
Mangin   had in   de   vooroorlogse   tijd  propaganda   had   gemaakt   voor   de   uitbreiding   van   de   ‘armée   noire’:  de  Afrikanen  zouden  primitief  en  oorlogszuchtig  zijn  en  om  die  reden 
in  een  Europese  oorlog  bijzonder  geschikt  als  schoktroepen  aan  het  front.    In  februari   1915   verscheen   in   het   tijdschrift   Midi  Colonial  een   karikatuur   waarop   een   islamitische   soldaat   met  een   ketting   van   afgesneden   oren   te   zien   was,   met   daaronder  
de  woorden   “Taisez-vous,   méfiez-vous,   les   oreilles   ennemies   vous   écoutent  ”.   In  de  loop   van  het  jaar  1917   werd  het  lot   van  de  ‘armée  noire’  nauw  verbonden   met   Mangin:   op   16   april  lanceerde  generaal  Nivelle  een  offensief  in  de  Champagne,  waaraan  ook  het   door  Mangin  aangevoerde  Tweede  Koloniale  Korps    deelnam.   Bij het   Duitse  tegenoffensief kwamen   van  alle  ingezette  West-Afrikaanse  soldaten  bijna  de  helft  om  het  leven.  Mangin,  die  kort  daarvoor  nog  een  verdere  intensivering  van  de  rekruteringen   in   de   kolonies   had   gevraagd,   kreeg   hierdoor   de   bijnaam  ‘slager’.  Eind  april  werd  hij  uit  zijn  commando  ontslagen.  
Mangin place donc « ses » Sénégalais aux deux ailes de son armée. 20 bataillons, soit un peu plus de 15 000 hommes, sont en première ligne. 1 100 d’entre eux, victimes des intempéries, doivent être évacués avant le 16 avril pour pneumonies ou engelures. Dès le premier jour de l’offensive, au moins 1 400 Sénégalais meurent. La plupart des bataillons noirs qui ont perdu souvent les trois quarts de leurs effectifs sont relevés dès le 18 avril.  Le général Mangin a gagné au Chemin des Dames une réputation de « boucher » et de « broyeur de Noirs », qui amène Nivelle à lui retirer, le 29 avril, le commandement  de la VIe Armée….

Het gedenkteken voor de Zoeaven in Koksijde-Bad.

In Koksijde-Bad staat een gedenkteken voor deZoeaven, op het Zouavenplein. Aan de overkant van de Koninklijke Baan, ligt de Zouavenlaan die leidt naar het centrum van de zgn. ‘Quartier Sénégalais’.
Op de inventaris van Onroerend Erfgoed deze samenvatting, die mijn blog min of meer overlapt.
“In 1914, tijdens het eerste oorlogsjaar, leden de Zoeaven en Tirailleurs verschrikkelijk veel verliezen. Vele slachtoffers kregen nooit een graf, anderen werden nooit in de administratie opgenomen. Eenheden met o.m. Zoeaven en Tirailleurs leden grote verliezen bij de verdediging van Ramskapelle op 30 oktober 1914 (IJzerslag). In november 1914 kenden ze zware verliezen ten zuiden van Diksmuide, bij Drie grachten, Luigem, Maison du Passeur, Pypegale, Steenstrate en Bikschote. Oververmoeide Zoeaven en Tirailleurs werden vervolgens in december 1914 ingezet in zinloze aanvallen bij Hill 60. Toen de 15de compagnie van het 8ste Regiment Tirailleurs op 13 december een bevel tot aanval weigerde uit te voeren, werd de compagnie enkele dagen later op bevel van Generaal d’Urbal, bevelhebber van het Franse VIIIste leger, gedecimeerd.
De duinen van Koksijde werd voor vele Zoeaven de plaats waar ze eventjes op adem konden komen na enkele zware dagen of weken IJzerfront. Vandaar dat de 'Union des Amicales Réglementaires de Zouaves' voor Koksijde koos, toen ze in 1934 besloot een gedenkteken op te richten voor alle Zoeaven die tijdens de Eerste Wereldoorlog op Belgische bodem omgekomen waren.
Het ‘Fransch-Belgisch Bedrijvigheidscomiteit tot het oprichten van een gedenkstuk ter eere der Zouaven’ ontving van het gemeentebestuur de nodige gronden. Vaderlandslievende verenigingen in België en Frankrijk hielden geldinzamelingen tot het bekostigen van het gedenkteken en de feestelijkheden ingericht bij de inhuldiging.
Het gedenkteken, vervaardigd uit ‘granit bleuté’, werd ontworpen door de Parijse architect René Clozier (1886 - 1965), een oud-gediende bij het 1ste Regiment Zoeaven die eveneens auteur was van het werk "Zouaves. Epopée d'un régiment d'élite", uitgebracht in 1931. Jaarlijks op Pinkstermaandag komt de 'Union des Amicales Réglementaires de Zouaves' nog naar Koksijde voor een plechtigheid.
Vlakbij het 'Zouavenplein' ligt de wijk die in de volksmond 'Quartier Sénégalais' genoemd wordt. Deze wijk zou eveneens haar naam te danken hebben aan Afrikaanse koloniale troepen uit de Eerste Wereldoorlog, die in Koksijde gestationeerd waren. 'Senegalezen' werd vroeger vaak gebruikt als algemene term voor Franse koloniale troepen, die tijdens de oorlog wel in Koksijde aanwezig waren. Op de linkerkant: 'Voorbijganger - 224 officieren 7.427 onder officieren korporalen en Zouaven van het Frans leger sneuvelden op Belgisch grondgebied voor vaderland recht en vrijheid. Dit gedenkteken vereeuwigt hun verheven offer'. Op de rechterkant: 'Passant - 224 officiers 7.427 sous officiers caporaux et Zouaves de l'armée française tombèrent sur le sol belge pour la patrie le droit et la liberté. Ce monument immortalise l'immensité de leur sacrifice'.

Biblio

Charles Le Goffic, Dixmude, un chapitre de l'histoire des fusiliers marins, Librairie Plon, 1915.
http://www.persee.fr/web/revues/home/prescript/article/rbph_0035-0818_1962_num_40_4_2440#  Galet, S.M. le Roi Albert Commandant en chef devant l'invasion allemande, pp. 118-119 (Paris, 1931).
BULLETIN d’INFORMATION  édité par le CONSEIL GÉNÉRAL de l’AISNE - HORS SÉRIE n° 4 Hommage aux tirailleurs sénégalais
Zie ook http://www.inflandersfields.be/images/filelib/DEZWARTESCHANDEeducatiefpakket_626.pdf Het  verhaal  van  de  koloniale  troepen  zal  veel minder  te  horen  zijn.  Velen uit de gekleurde troepen hadden blanke mannen gedood en zagen dat de Franse piotten (rangloze militairen) in dezelfde miserie moesten vechten. Ze merkten dat hun blanke mede- en tegenstanders allesbehalve superieur waren. We  leven  nu  honderd  jaar  later  in  een  effectief geglobaliseerde,  multiculturele  wereld  en  land.  Maar  veel  van  de  vooroordelen,  stereotypen  en  nationalistische reflexen bestaan nog steeds.  De fascinatie voor de manier waarop naar het ‘anders zijn’ wordt gekeken, is gegroeid dankzij drie leden van Bleeding Bulls, Maarten Goffin  (acteur en artistiek leider  van Bleeding Bulls), Zouhair Ben Chicka (regisseur,  schrijver en acteur) en Joost Wynant (Cineast).


mercredi 23 avril 2014

Het Rathaus van Aachen: gotiek -barok- neogotiek

Dürer Rathaus Aken
Onze sint lucassers hebben eind 19° eeuw van de absolute katholieke meerderheid in België gebruikt gemaakt om overal neogotieke bouwsels neer te poten of onder het voorwendsel van restauraties gothische kantelen op barokke gebouwen te zetten. Mijn broer Jozef volgt Delacenserie op de voet in Brugge. Ik volg de sporen van Delsaux in het Luikse. Maar de top van de neogotiek is niet Brugge die scone of Luik, maar wel het rathaus van Aachen. Dit oorspronkelijk gotisch gebouw werd eerst gebarokiseerd en dan terug geneogotiseerd. De brochure http://www.aachen.de/fr/ts/PDF/rathaus_FR.pdf geeft daar grafisch een goed overzicht van. 
Het Brugs stadhuis werd ook heftig versleuteld (de pilaren en trap in de inkomhal,de gotische zaal,de beelden in de gevelnissen) maar vergeleken met Aken is Brugge slechts beginners neo gotiek.
 In 1350 bouwde de stad Aachen een gotisch raadhuis zoals te zien op deze gravure van Dürer 
In 1656 profiteerde de stad van een grote brand om het rathaus terug op te bouwen in een moderne barokstijl






In 1840 (Aachen was in 1815 toegewezen aan Pruisen) vroeg Willem IV aan de architect Friedrich Ark de
gevel opnieuw gothisch te maken. Een torenbrand in 1883 was een goede aanleiding om ook de torens neogotisch terug op te bouwen (zie foto p.8 van http://www.aachen.de/fr/ts/PDF/rathaus_FR.pdf)
In 1943/44 werd het stadhuis zwaar beschadigd door luchtaanvallen. De heropbouw van het hoofdportaal, het portaal van de westelijke toren en de vens­ters van de kroningszaal zijn van de hand van Ewald Matare die het neogotische gebouw heropbouwde. Voor de torens maakte in 1968 Professor Wilhelm K. Fischer  het volgende ontwerp waarvan de enige kwaliteit waarschijnlijk de goedkoop is. Dit ontwerp werd afgewezen.
ontwerp W-K Fischer
In 1979 vroeg men aan Leo Hugot nieuwe torenhelmen te ontwerpen die evenmin als het ontwerp van Fischer teruggaan op een vorige toestand. Leo Hugot heeft ook een maquette gemaakt van de dom van Aachen waar met de geschiedenis een loopje werd genomen… zie het debat en ook http://fr.wikipedia.org/wiki/Discussion:Palais_d'Aix-la-Chapelle/Article_de_qualit%C3%A9
Wij kunnen hem dus niet veel respect voor de geschiedenis toeschrijven. Het is dus deze versie die wij vandaag in Aken kunnen zien..
.

mercredi 25 décembre 2013

De Turia : een groene stroom door Valencia

In het groen de vroegere bedding
in het blauw de nieuwe
Begin decembre 2013 een citytrip naar Valencia. Een ideale manier om een overzicht te krijgen van de stad is via de rivier Turia. Op de rechteroever de oude stad en de Eixample, het Art Nouveaugedeelte. Op de linkeroever de nieuwe wijken en in de delta de Calatravamonumenten.
Die rivier doe je niet per kano, maar te voet of per fiets. Ons hotel Innsa lag vlak bij de Turia, of liever de oude Turia. Na een zware overstroming in 1957 (Gran riada de Valencia, 80 doden) werd besloten de rivier te verleggen naar de nueva Turia.
Foto F. Muller
Eigenlijk heeft Luik dat ook al gedaan, veel vroeger. De Ingenieur Blonden gooide de Maas dicht waar nu de Sauvenière is; en in 1905 werd de Ourthe verlegd voor de wereldtentoonstelling. In Outremeuse werden alle ongezonde ‘reien’ dichtgesmeten. Wat uitmondde in een grote overstroming in 1926.
Nu loopt de Maas tussen dijken. De stad Luik ligt lager als de rivier: onder de bedding werden geen kolen ontgonnen. Onder de rest van de stad wel, waardoor die vijf-zes meter wegzakte…

Queremos un rio verde

Franco wilde in het oude rivierbed (Antiguo Cauce) een autosnelweg aanleggen, maar dat plan is gestopt door een massaactie “Queremosun rio verde”. 
Onze gastvrouw Teresa (Innsahostel) herinnert zich nog hoe zij als kind in 1973 met haar ouders een boom ging planten in de vroegere rivierbedding die een schitterende groene long werd dwars door de stad.
De autostrade is er niet gekomen, maar aan de twee kanten van de rio verde passeren toch halve autostrades. Aan de kant van de oude stad zijn min of meer geslaagde pogingen om de Turiatuin toegankelijk te maken voor voetgangers en fietsers. En omgekeerd vertrekken van de Turia enkele fietswegen naar het centrum.
In 1979 werd een wedstrijd georganiseerd voor de aanleg van de rivierbedding. Er werd geen winnaar aangeduid maar Ricardo Bofill  mocht een masterplan uitwerken.
Hij tekende klassieke tuinen in een raster, waardoor die geleidelijk konden worden aangelegd en gemakkelijk te onderhouden zijn. Hij bouwde in zijn project expliciete referenties naar de Arabische tuinen.
In 1983 splitste de gemeenteraad de aanleg ervan in schijven, met als enige leidraad Bofill´s masterplan te volgen. Wat een zeker gebrek aan eenheid verklaart. Maar de Turiatuinen blijven interessant, en zeker om met de fiets te doen. In de oude stad kan men fietsen huren voor 5€ per dag (plooifietsen) of 7 euro voor een stadsfiets.
Bofill heeft dat moeilijk verteerd. Zijn grootste – terechte - kritiek is op  Calatrava: “Zijn "Stad van Kunsten en Wetenschappen “ is tegenstrijdig met het masterplan voor de Turia. Hij heeft er gebouwen neergepoot waar alles groen moest zijn.  Calatrava is een architect van het Star System, zoals ik”. De Calatravacity is inderdaad helemaal afgesneden zowel van de stad als van de haven; en moeilijk bereikbaar met het openbaar vervoer. Maar dat bespreek ik in een volgende blog.

De Jardines del Turia: de centrale ontmoetingsplaats voor Valencianen

De Turia tuinen werden in 1986 geopend. De Jardines del Turia zijn maar liefst 9 kilometer lang, en er is van alles te beleven. Er zijn muziekuitvoeringen en andere culturele manifestaties, soms heeft een circus er zijn tenten opgeslagen, of wordt er kermis gehouden. Het is er altijd druk, het is de centrale ontmoetingsplaats voor Valencianen.

De tuinen beginnen stroomopwaarts in het Cabecera Park, 15 ha die ongeveer gelijk lopen met de metrolijn naar het vliegveld. Calatrava is in een van die voorsteden geboren.
Over de Turiatuinen zijn ook overal bruggen; sommigen waren er al voor de omleiding van de stroom; andere zijn later gebouwd. Klik hier voor een lijstje van die bruggen.
Daarvan heeft Calatrava er een aantal voor zijn rekening genomen: Nou d’ Octubre en de  Assut de l’ Or, Monteolivete en Puente de la Exposicion in de delta van de Turia, naar de zee toe.
Nou d’Octubre is naar mijn gevoel een van de meest geslaagde ontwerpen van Calatrava. De roem was hem dan ook niet naar het hoofd gestegen.
Een origineel ontwerp, met de twee rijrichtingen apart, maar functioneel en sober. Waarom grote overspanningen voor een rivier waar geen water meer stroomt?
What’s in a name ? Nou d’Octubre  slaat op 9 october 1238. Daarmee zitten we nog een stap verder terug als de Gulden Sporen. Op die dag veroverde de koning van Aragon Valencia, na vijf eeuwen Moorse overheersing. Hoe komen Valenciaanse nationalisten ertoe de Spaanse overheersing te vieren? Omdat hij autonomie gaf aan Valencia. Aan dergelijke kapstokken wordt nationalisme opgehangen. Wie meer over de geschiedenis van Valencia wil weten kan vlak bij het Geschiedkundig museum, Museo de Historia deValencia , bezoeken. Wij stonden er voor een gesloten deur because feestdag, maar het lijkt een interessant gebouw, een vroeger watereservoir helemaal in baksteen, en de presentatie van 22 eeuwen geschiedenis zou vernieuwend zijn. En over nationalisme gesproken: alle straatnamen zijn in het Valenciaans, alhoewel die taal slechts door een minderheid wordt gesproken. Maar in mijn blog vind je dat dialect en het spaans door mekaar, volgens de bronnen die google mij gaf.
Vlakbij is ook de Jardín Botánico, een botanische tuin van 16de eeuw. De ingang is wel niet aan de Turia, maar naar de oude stad toe. De (nieuwe) ingang is in 2000 rond een boom gebouwd die mocht blijven staan. Een heerlijk rustige plek waar de Valencianen graag komen wandelen. In de kassen worden prachtige orchideeën gekweekt. Achter in de tuin staan bakken met voer voor de vele zwerfkatten die in de tuin van de universiteit leven. En er was een mooie tentoonstelling met recuperatiemateriaal.
De volgende brug is voor voetgangers: de Pasarela metálica de la Casa del Agua 
Het gebouw zelf is gebouwd in de jaren 80 en is al zwaar verwaarloosd. Het is een kot om borstels en schoppen te bewaren. 
De volgende brug is Puente de Campanar voltooid in 1937 in volle burgeroorlog. Valencia vocht tot het laatste voor de Republiek.
Vervolgens komt de puente de "Las Glorias Valencianas". Ook puentede Ademuz genoemd ; gebouwd in 1958  door Carlos Fernadez Casado. Zijn ontwerp was klaar voor de Riada van 1957 zodat de brug
Puente de Ademuz
een van de eerste was heropgebouwd. Om te verhinderen dat daklozen kwamen slapen onder de brug werd er een laagje water voorzien. Defensive space design
van hoog niveau!
De tuinen vanaf het Casa del Agua zijn ontworpen door  “Vetges Tú – Mediterrania”.
De Consellería de Agricultura plantte het “Bosque Urbano”. Pasarela peatonal del antiguo Patronato is een historische voetgangersbrug herbouwd na de Riada van 57.
De Puente de las Artes is van 1990  en van de hand van Sir Norman Foster.
Fusta
El puente de San Jose dateert van het begin van de 14° eeuw. 
Bofill wilde  centraal, tussen Puente Serranos en de Puente de la Trinidad een monumentale culturele ontmoetingsruimte. José María Tomas, een andere valenciaanse architect, kreeg de opdracht. Nu waren daar vroeger voor de drooglegging in de bedding een 20-tal
Puente Serranos
voetbalvelden. Bofill wilde die houden, maar Tomás vond dat dat de continuïteit van de tuinen brak en stelde voor twee syntetische velden te houden. Tomas haalde het.
Puente de Madera of "Pont de Fusta" vervangt een historische voetgangersbrug die door de Riada werd weggespoeld.
Tot de oudste bruggen van Valencia - 13e eeuw - behoort Puente del Real, die uitgeeft op de Jardines de Real (of Viveros) naar het Koninklijk Paleis dat vroeger in het park stond. Vlakbij is de kleine Monforte-tuin met veel beelden. De stad organiseert er huwelijksplechtigheden. Een mooi decor.
Peineta
Met de brug van de Exposicion naderen wij van Calatrava die ook het metro Estación de la Alameda onder de brug bouwde. De brug heeft al een bijnaam Peineta. Calatrava brak hiervoor de oorspronkelijke Puente de la exposición van 1909 af.
puente del mar
Na de Puente Las Flores komt de Puente del Mar, de laatste klassieke brug. De eerste versie werd al door een riada weggespoeld in 1589 Sedert de jaren 30 was die al autovrij om vanuit de binnenstad naar de haven te wandelen.  
Puente de la Trinidad
Tussen de Puente Aragón en El Ángel Custodio mocht Ricardo Bofill de roosters T-10 en T-11 uitwerken– tegenover het Palau de la Música.  Daar ligt ook in het Parque
Gulliver een 70 meter lang van glasvezel gemaakt beeld van Gullivers (1726) van Jonathan Swift. Gulliver is uitgebeeld op het moment dat hij door de inwoners van Lilliput gevangen is genomen en op zijn rug ligt, met touwen aan de grond verankerd. Het beeld vormt een populaire speelplaats waarin trappen, ladders, klimtouwen en glijbanen zijn verwerkt.
Puente del Reino is geflakeerd door heeft twee enorme duivels en wordt daarom ook “Los Demonios”, of puente de las “Gárgolas” genoemd.

De  Ciutat de les Arts i les Ciències van Calatrava

Tussen de PUENTE DE MONTEOLIVETE en de Puente de L'Assut D'Or, allebei van Calatrava, ligt Calatrava City. Over de economische aspecten lees je meer op een andere van mijn blogs.
Over de bouwkundige en estetische beoordeling laat ik, in afwachting van mijn blog hierover, het woord aan zijn grote tegenstander Bofill: "De gebouwen Calatrava zijn interessant , mooi, maar het zijn beeldhouwwerken. Ze zijn niet functioneel en stedenbouwkundig  is Calatrava een nul. Het is een ingenieur-architect die interessante dingen maakt. Maar zijn gebouwen konden elders zijn ingeplant, want in het oorspronkelijke project moest de groene rivier uitmonden in de dokken en het strand van de Malvarrosa. Maar de vertegenwoordigers van Calatrava in Valencia vonden dat de gebouwen hun plaats niet hadden in het centrum”. 
Ondertussen heeft Calatrava zijn kantoor in Valencia gesloten en zit hij met zijn hele hebben en houden in het belastigsparadijs Zwitserland. Daar kan Depardieu een punt aan zuigen. Maar voor elk kapot tegeltje in de Ciutat is het nog kassa kassa voor hem…

De Huertas et de Albufera bedreigd

De harp van 125 meter van de Assut d'Or brug verwijst naar een dam die het water van de Turia opstuwde om de huertas te bevloeien. Deze tuinen sloten naadloos aan op Albufera Parque Natural, 21.000 hectare groot. Rijst en paling, twee van de hoofdingrediënten in de Valenciaanse keuken, komen uit dit natuurgebied. En als je in een tapasbar artisjokken of asperges in de vitrine ziet liggen moet die niet laten liggen. De groene asperges worden gegrild met een beetje zeezout: lekker! Wij zijn er niet geraakt per fiets: de 15 kilometer leken ons iets te ver om in de korte winterdagen te doen. Maar het moet een daguitstap  zijn die de moeite waard is. In het natuurgebied is het dorpje El Saler met zijn restaurants en een aantal campings, en men kan een boottocht doen op het grootste binnenmeer van Spanje. Maar met de  Ciutat de les Arts i les Ciències zijn
de tuinen in de onmiddelijke omgeving van de stad bedreigd. In 2002 kwamen de buldozers in actie in La Punta, vlak langs de Ciutat van Calatrava. De honderdjarige baraccas werden gesloopt en sindsdien liggen de 683.000 vierkante meter er desolaat bij.
Een tweede bedreiging is de uitbreiding van de containerhaven. Vanuit de tuinen kon men de havenkranen zien. Zullen deze tuinen plaats moeten ruimen voor containeropslag. Ook daar is Bofill de dwarsligger: volgens hem is er geen enkele technische en economische reden om een containerhaven uit te bouwen op de plaats zelf van de historische haven. Dit kan gerust kilometers verderop.  «Valencia tiene mar, un río verde, la montaña al lado y una huerta que la rodea. Esa es su característica fundamental y lo que diferencia Valencia del resto de ciudades: Absoluta y radicalmente hay que potenciar la huerta. El llit del Túria és nostre i el volem verd y el Saler per al poble». De  horta van Valencia zou weldra tot het verleden kunnen behoren, zoals de krieken van Schaarbeek…
Een tweede probleem is de band met de stranden en de haven. Sinds Barcelona is het gebruiken van evenementen als motor voor gebiedsontwikkeling een beproefd concept. Toch gaat het vaak mis. Lissabon is een goed voorbeeld, Athene niet. En ook over Valencia kun je twijfelen. Voor het havengebied heeft men de beroemde zeilwedstrijd America’s Cup  binnengehaald en zwaar geïnvesteerd in een jachthaven. Maar die Americas Cup is een one shot.  De traditie wil dat de winnaar mag beslissen waar de volgende race vertrekt. Zwitserland heeft twee keer gewonnen en aangezien het land geen aansluiting heeft op de zee heeft het laten bieden. Valencia heeft het hoogst geboden, maar sinds 2007-2008 gaat deze race elders door. De zwitsers konden iet eeuwig winnen. De jachthaven ligt er verlaten bij. Zelfs Prada is er weggetrokken.
Valencia heeft ook Ecclestone betaald voor een Formule 1 circuit door het havengebied. Het levert prachtige tv-beelden op, maar wat zijn de echte opbrengsten van de reclame? 
De stad wilde de authentieke visserswijk El Cabanyal-Canyamelar slopen en vervangen door hoogbouw. Daarom is een deel van de wijk nu opgekocht door de overheid en tijdelijk verhuurd aan outcasts. En toen kwam de crisis, gingen de plannen niet door en is het de vraag wat er met deze wijk moet gebeuren. Het buurtactiecomité ‘Salvem El Cabanyal’ is springlevend  en organiseert in 2014 een festival.
Behalve het strand en de jachthaven hebben wij geen enkele van die plaatsen bezocht. Maar ik denk dat het interessante plaatsen zijn. En ik heb het hier niet over Dark tourism. De Huertas en Albufera zijn misschien bedreigd, maar zeker nog de moeite waard.

Zie ook

http://hachhachhh.blogspot.be/2013/12/valencia-un-hotel-budget-dans-un-palais.htmlhttp://fr.comunitatvalenciana.com/sites/default/files/doc/publicacion/2010/guia_valencia_fra_ago2011.pdf

mercredi 11 décembre 2013

Valencia: een budgethotel in een paleis van de achttiende eeuw.

Innsa hostel c/baja
Net terug van een kleine citytrip van vijf dagen in Valencia. Paula had het budgethotel Innsa opgesnord, calle Baja. Ik groeide ook op in de Leegtestraat… Een budgethotel in een paleis van de achttiende eeuw. Een monument met hetzelfde niveau 1 van bescherming als de kathedraal van Valencia ! En met de achttiende eeuw doen de eigenaars Juan en Teresa een understatement: we logeerden in het huis van de schilder Juan de Juanes, de Raphael van Valencia . En hiermee zijn we in 1550 ! De straat noemde op dat moment wel de calle Caldedería.
Juan de Juanes inspireerde Dan Brown voor zijn Da Vinci code. Op zijn Laatste avondmaal (afkomstig van een kerk in Valencia en nu op een ereplaats in het Prado) staat de heilige graal (trouwens nog altijd te bezichtigen in de schatkamer van de katedraal). À propos: merk ook de rosse Judas (Juan de Juanes is niet de enige die rostekoppen naar de hel verwees).
 Santa Cena con María Magdalena?
Maar een paar Dan Brownfanaten hebben er zelfs een Maria Magdalena bij gefotoshopt. Let wel: de vervalsing is heel handig opgezet. Ze situeren het werk in de Kerk van SintPietersmartelaar (Iglesia Parroquial de San Pedro Mártir y San Nicolás Obispo) waar effectief vier schilderijen van Juan hangen.
Het hotel hangt trouwens vol met schilderijen (hedendaagse) .
Tot in 2011 was er de Casa Insa gehuisvest (het hotel noemt Innsa, met twee n). Het gebouw moet voor animatie gezorgd hebben in de wijk;  klik hier voor het laatste concert. Er moet een tentoonstellingsruimte geweest zijn en een ropería die kostuums verhuurde voor de  Fallas en het feest van Corpus Christi. In het museum van de Rocas, juist achter de hoek, c/ Roteros, 8,  kan men een aantal reuzen en processiewagens zien, de moeite waard (evenals het galliciaans restaurant l’Aplec vlakover N°9).
Op de binnenplaats van het hotel staat een schild en een rok die men kan aantrekken voor een foto. Een knipoogje naar de roperia waarvan de klerencollectie na desluiting gedeponeerd zijn in het Museu Valencià d'Etnologia.
Rocas muzeum
In de Calle Museo, vijftig meter van ons hotel, toont onze gastvrouw Teresa ons "La Gatera” of “Casa de los Gatos ", het kattenhuis. Dit huisje is een Calatrava waard. Een (kleine) azulejos ” A la memoria dels cuatre gats que quedaren al Barri del Carme l’any MXCIV. Mai se les va a sentir un mia mes alt que altre”. Ik vertaal dat als volgt : " Ter nagedachtenis van de enige vier katten die in 1094 in de Karmelietwijk overbleven. Nooit hoorden wij een miauw hoger dan de andere. " Een model kattengezin? In 1094 zouden volgens Teresa door een plaag alle katten van Valencia omgekomen zijn, behalve vier. Met als gevolg een
echte muizenplaag. Sedert 1094 zouden de buurtbewoners die vier katten verzorgd hebben. Een mooi verhaal, en een mooie azulejos. Maar wat gebeurde er in het jaar 1094? Googelman leert mij dat 1094 het jaar is van het beleg van Valencia door el Cid Campeador! Dat beleg duurde negen maanden, en de honger was zo erg dat bijna alle katten werden opgegeten (behalve dus die vier). 
Deze azulejo is geen duizend jaar oud. Wat kan die mens bezield hebben die dit tegeltje heeft laten maken, om daarin een verwijzing na te laten aan het beleg van de stad? Het is trouwens de enige toeristische referentie – als men dit monumentje van een halve meter hoog waar men als toerist zo voorbijloopt zo mag
noemen-  naar El Cid in Valencia, en dan moet je nog weten waarnaar dat jaartal verwijst! Over de Cid is in  1961 een film gemaakt die onze generatie begeesterde,  met Sophia Loren et Charlton Heston. In het duizendjarige historische epos CANTAR DE MIO CID van 1140 staan 130 referenties naar Valencia.
Je hebt Sophia Loren als de mooie Ximena waar je als toeristische dienst de hoofden op hol kunt laten slaan; je hebt een epos van de wereldliteratuur waar je stad honderddertig keer vernoemd wordt. En dan doe je daar niets mee. Integendeel, je steekt je tot over de oren in de schulden om aan een scheve architect totaal onfunctionele bouwsels neer te plaatsen, die op de koop toe bij de minste regen onder water lopen.
De dochters van El Cid
Om volledig te zijn vermeld ik het schilderij Las Hijas del Cid, in 1879 geschilderd door de lokale schilder  Ignacio PinazoMaar ik heb nog niet kunnen uitvissen waar hetzou kunnen hangen. Dus men doet daar ook niets mee. Wat trouwens geen enkel belang heeft aangezien het onderwerp « dochters van de Cid » enkel een aanleiding was om in het puriteinse Spanje twee naakten te schilderen.
Zou het dan kunnen dat Spanje problemen heeft met zijn verleden? Zou het kunnen dat El Cid Campeador na een milennium nog altijd geweerd wordt omdat hij in de feiten (en dat is natuurlijk niet wat de film vertelt), een collabo van de Moren was? Wat voor mij niets negatiefs heeft: al Andaluz was veel multicultureler dan vele huidige landen. Hij veroverde Valencia met de hulp van de emir van Zaragossa en de walis van Jàtiva, Murviedro et Denia. Hij bleef er aan de macht dank zij akkoorden met de taifas, de Moorse koninkrijken. En el Cid komt van de naam sidi die de muzelmannen hem gaven! Het is een wonder dat de Inquisitie zijn knoken niet heeft opgegraven om ze op een brandstapel te gooien. Ze hebben het met anderen voor veel minder gedaan.
Wat er ook van zij: deze situatie is hiermee rechtgezet; al wie MXCIV op de azulejos van het casa del Gats  weet hiermee dat dit het hongerjaar is van het beleg door el Cid Campeador. Ik besluit deze blog met de laatste verzen van “el cantar del mio cid »:
Pasó de este mundo el Cid, el que a Valencia ganó:
en días de Pascua ha muerto, Cristo le dé su perdón.
También perdone a nosotros, al justo y al pecador.
Éstas fueron las hazañas de Mío Cid Campeador:
en llegando a este lugar se ha acabado esta canción.
Zo verliet de Cid, die Valencia veroverde, deze wereld:
hij stierf op Pasen, moge Christus hem vergeven.
Zoals hij aan ons vergeeft en aan de rechtvaardige en aan de zondaar.
Dit zijn de heldendaden van el Cid Campeador:
En om hier uit te komen ben ik dit epos begonnen.
En zo ben ook ik, met mijn casa del gats, uitgekomen op el Cid Campeador, alias Rodrigo Díaz de Vivar . En ik wens hem zoals een kat negen levens toe.
in het fallasmuzeum