Hierbij
mijn leraarsnotas voor de cursus ‘Inleiding op de politieke economie’ op de
zomeruniversiteit 2012 van het IMAST. les 3 De omvorming van meerwaarde in
winst en egalisatie van de winstvoet.
Zie ook les
2 meerwaarde http://huberthedebouw.blogspot.be/2012/10/mijn-leraarsnotas-inleiding-op-de_29.html
Zie Les 1
Waar en geld http://huberthedebouw.blogspot.be/2012/10/mijn-leraarsnotas-inleiding-op-de.html
Inleiding
citaat Het
Kapitaal: "Bij kapitalen van gelijke grootte is de winstvoet verschillend,
omdat, voor een gelijke meerwaardevoet, de massa’s geproduceerde meerwaarden,
en dus de winsten, verschillen als gevolg van het verschil in de massa’s
levende arbeid die kapitalen in beweging brengen. Maar als gelijke kapitalen van verschillende
productiesektoren ongelijke winsten opleveren vanwege hun organische
samenstelling, dan kunnen de winsten niet evenredig zijn met de grootte van de
kapitalen die in die sector aangewend zijn. Dit is het geval als de waren aan
hun waarde verkocht worden. Op het eerste zicht is de waardetheorie dus niet te
verzoenen met de werkelijkheid".
Volgens de
waardewet zouden wij ons verwachten aan:
c 5
|
v 3
|
mw 3
|
||||
c 1
|
v 7
|
mw 7
|
||||
c 3
|
v 5
|
mw 5
|
||||
In de
realiteit stellen wij het volgende vast:
c 5
|
v 3
|
winst 5
|
||
c 1
|
v 7
|
winst 5
|
||
c 3
|
v 5
|
winst 5
|
||
Door de
concurrentie tussen kapitalisten om sneller te accumuleren krijgen wij een
egalisatie van de winstvoet: de kapitalisten van de minder winstgevende
sectoren investeren in rendabeler takken. Daardoor komt er een overdracht van
meerwaarde. Maar globaal blijft de som van de winsten gelijk aan de som van de
meerwaarden.
productiekost
productieprijs
De kapitalist
groepeert c+v in pr dwz de productiekost. Alhoewel de echte productiekost (= de
waarde) het totaal gebruik van arbeid is (c+v+mw). c en v zijn totaal
verschillend vanuit het standpunt van de waardeproductie: c geeft de waarde
slechts door; v koopt een waar die schepper is van waarde. c en v hebben
slechts een punt gemeen: zij zijn alle twee fracties van de waarde die het
geïnvesteerd kapitaal belichamen.
Vanuit het
standpunt van de kapitalistische productie wordt deze werkelijkheid op zijn kop
gezet. Deze illusie is gebaseerd op het feit dat het loon verschijnt als de
waarde van de arbeid (en niet van de arbeidskracht).
Voor wat
betreft de productiekost maakt de kapitalist maar één onderscheid tussen vast
en circulerend kapitaal. De productiekost is een fractie van het
geïnvesteerd kapitaal: het circulerend kapitaal is dat deel van het constant
kapitaal dat in het product opgaat. Nogmaals verstekt dat de illusie: v wordt
aan het circulerend kapitaal geplakt, dwz aan het constant kapitaal.
Wij hebben
de indruk dat mw voortkomt uit het kapitaal zelf.
c
|
v
|
Mw
|
c
|
v
|
|
Mw
|
Mw n Mw
c+v v
c
|
v
|
meerw.
|
n
|
c+v
produktiekosten
|
winst
|
Marx drukt
dit als volgt uit:
"Voor
de kapitalist bestaat het verschil tussen variabel en constant kapitaal niet.
Hij kent enkel de productiekost. En deze zijn gelijk voor identieke
investeringen van kapitalen in de verschillende sectoren, hoe divers ook de
geproduceerde waarden en meerwaarden zijn. Deze gelijkheid van de
produktiekosten zijn de basis van de concurrentie in de kapitaalsinvesteringen,
en de oorsprong van de gemiddelde winst".
De
winstvoet.
"Wij hebben eerst gezien hoe de
winstvoet numeriek verschillend is van de meerwaardevoet. Wij hebben winst en
meerwaarde behandeld als numeriek identieke waarden die enkel naar vorm
verschilden. Wij gaan nu zien hoe die waarden uit mekaar groeien en hoe de
winst ook numeriek een verschillende waarde krijgt van de meerwaarde."
De
kapitalist kan zijn waar met winst verkopen onder haar waarde:
"De fundamentele wet van de
kapitalistische concurrentie die de gemiddelde winst bepaalt is gebaseerd op
het verschil tussen waarde en productiekost en op de mogelijkheid om de waar
met winst te verkopen onder zijn waarde. De benedengrens voor de verkoopprijs is
de productiekost. Daarom is voor de kapitalist de productiekost de echte
intrinsieke waarde van de waar."
"Het is vanuit de omvorming van
de meerwaardevoet in winstvoet dat men de omvorming van meerwaarde in winst kan
afleiden en niet omgekeerd. Maar historisch gezien vertrekt men van de
winstvoet. Meerwaarde en meerwaardevoet zijn het onzichtbaar element en het
kernpunt dat moet opgeklaard worden, terwijl de winstvoet en dus de meerwaarde
onder de vorm van de winst de oppervlakkige fenomenen zijn."
"Terwijl dit overschot van de
waarde van de waar op de productiekost zijn oorsprong vindt in het
productieproces, wordt het slechts gerealiseerd in het circulatieproces. Dit
fenomeen wordt nog versterkt door het feit dat in de werkelijkheid, op de markt
zelf, in het kader van concurrentie, de realisatie of de niet-realisatie van
dit overschot afhangt van de voorwaarden van die markt. Ik moet hier niet meer
uitleggen dat, wanneer een waar onder of
boven zijn waarde wordt verkocht, dit enkel een andere verdeling van de
meerwaarde meebrengt, zonder dat die verdeling wat dan ook verandert noch aan
de grootte, noch aan de natuur van deze meerwaarde.”
constant en
variabel kapitaal: de organische samenstelling van het kapitaal
Hoofdstuk 11 LPE Gemiddelde
winst en productieprijs
De kapitalistische kostprijs van een waar
bestaat uit het verbruikte constante en het variabele kapitaal, dat wil zeggen
uit de uitgaven voor productiemiddelen en arbeidsloon. Wat de waar voor de
kapitalist kost, wordt afgemeten aan de uitgaven in kapitaal; wat de waar de
maatschappij kost, wordt afgemeten aan de uitgaven in arbeid. Daarom is de
kapitalistische kostprijs van de waar
minder dan de waarde ervan of dan de werkelijke productiekosten.
Het verschil tussen de waarde of de werkelijke
productiekosten en de kapitalistische kostprijs is gelijk aan de meerwaarde,
die de kapitalist zich voor niets toe-eigent.
Wanneer de kapitalist de in zijn bedrijf
geproduceerde waar verkoopt, komt de meerwaarde voor de dag als een surplus
boven de kapitalistische kostprijs. Bij de berekening van de rentabiliteit van
zijn bedrijf stelt de kapitalist dit surplus tegenover het voorgeschoten
kapitaal, dat wil zeggen het totale in de productie belegde kapitaal. De
meerwaarde treedt op in de gedaante van de winst, gerelateerd aan het totale
kapitaal. De winst is meerwaarde die
betrekking heeft op het gehele in de
productie belegde kapitaal en die naar buiten toe van dit kapitaal schijnt af te stammen. Hierbij
wordt het verschil tussen het constante kapitaal en het variabele kapitaal uitgewist.
Daardoor ontstaat de schijn alsof de winst een voortbrengsel van het kapitaal
zou zijn. De winstvoet is de in procenten uitgedrukte verhouding van de
meerwaarde tot het gehele voorgeschoten kapitaal. Omdat het gehele
voorgeschoten kapitaal groter is dan het variabele kapitaal, is de winstvoet altijd
kleiner dan de meerwaardevoet.
De winstvoet hangt vooral af van de
meerwaardevoet. De winstvoet is verder afhankelijk van de organische
samenstelling van het kapitaal.
Het ontstaan van de
gemiddelde winstvoet en de verandering van de waarde van de waar en de
productieprijs.
De concurrentie binnen
een productiesfeer
is de concurrentie tussen de bedrijven van dezelfde productietak, die waren van
dezelfde soort produceren om de voordeligste afzet van deze waren en om de
surpluswinst.
De concurrentie tussen
de productiesferen
is de concurrentie tussen de kapitalisten
van de verschillende productietakken om de meest winstgevende
kapitaalsbelegging. De in de verschillende productietakken belegde kapitalen hebben een ongelijke organische
samenstelling. Omdat meerwaarde alleen door de arbeid van de loonarbeider
geschapen wordt, wordt in de
ondernemingen van die productietakken met een lage organische samenstelling van
het kapitaal, bij een even groot kapitaal een relatief grotere hoeveelheid
meerwaarde voortgebracht, en omgekeerd. De concurrentiestrijd tussen de
kapitalisten van verschillende productietakken leidt er echter toe dat de
hoogte van de winst voor kapitalen van gelijke grootte genivelleerd wordt.
De concurrentie tussen de productiesferen heeft
een nivellering tot gevolg van de verschillende winstvoeten in de verschillende
kapitalistische productietakken tot een
algemene (of gemiddelde) winstvoet. Deze nivellering ontstaat doordat kapitaal
(en dus ook arbeid) uit de ene productietak naar de andere tak overgeheveld
wordt.
Met de vorming van de gemiddelde winstvoet
verliezen de kapitalisten van de ene productietak een deel van de door hun
arbeiders geschapen meerwaarde. Daarvoor in de plaats verwezenlijken de
kapitalisten van de andere tak extra meerwaarde. Dat betekent dat de
eerstgenoemden hun waren verkopen tegen prijzen onder de waarde en de
laatstgenoemden tegen prijzen boven de waarde. De prijs van de waren van iedere
productietak wordt
nu gevormd uit de kostprijs en de gemiddelde
winst.
De prijs die gelijk is aan de kostprijs plus de
gemiddelde winst, is de productieprijs.
Marx: ‘De verandering van de waarde in de
productieprijs is het resultaat van de historische
ontwikkeling van de kapitalistische productie. Onder de verhoudingen van de
eenvoudige warenproductie kwamen de marktprijzen van de waren grotendeels
overeen met de waarde ervan. In het eerste stadium van de ontwikkeling van het
kapitalisme blijven er nog verschillen van betekenis bestaan tussen de
winstvoeten van de verschillende productietakken, omdat er nog beperkingen
bestonden die de vrije overdracht van kapitaal uit de ene sfeer naar de andere
hinderden. De vorming van de gemiddelde winstvoet en de verandering van de
waarde in de productieprijs worden pas voltooid door de overwinning van de
kapitalistische
machinale industrie.
Onder de kapitalistische verhoudingen blijft de
waardewet geheel van kracht, want de productieprijs is slechts een veranderde
vorm van de waarde.Het totaal van de productieprijzen is gelijk aan het totaal
van de waarde van alle waren. Het totaal
van de winsten van de gehele kapitalistenklasse is gelijk aan het totaal van de
meerwaarde. De grootte van de gemiddelde winstvoet hangt af van de hoeveelheid
meerwaarde die in de maatschappij geproduceerd is.
In werkelijkheid betekent de vorming van de
gemiddelde winstvoet een herverdeling van de meerwaarde tussen de kapitalisten
van de verschillende productietakken.
Een deel van de meerwaarde, geschapen in productietakken met een lage
organische samenstelling van het kapitaal, wordt toegeëigend door de
kapitalisten in de productietakken met een hogere organische samenstelling van
het kapitaal. De arbeiders worden niet alleen door de kapitalisten waarbij ze
werken uitgebuit, maar ook door de kapitalistenklasse in zijn geheel. De hele
kapitalistenklasse heeft belang bij een verhoging van de uitbuitingsgraad van de arbeiders, omdat dat
leidt tot een vergroting van de gemiddelde winstvoet. Zoals Marx leert, hangt
de gemiddelde winstvoet af van de
uitbuitingsgraad van alle arbeid door het gehele kapitaal.
De wet van de gemiddelde winstvoet is
uitdrukking van enerzijds de tegenstellingen en de concurrentiestrijd tussen de
industriële kapitalisten om de verdeling van de meerwaarde en anderzijds van
het diepe antagonisme tussen de beide vijandig tegenover elkaar staande
klassen, de bourgeoisie en het proletariaat. Deze wet bewijst dat in de
kapitalistische maatschappij de bourgeoisie als klasse tegenover het
proletariaat in zijn geheel staat, en dat de strijd voor deelbelangen van de arbeiders niet kan leiden
tot een fundamentele verandering van de toestand van de arbeidersklasse. De
arbeidersklasse kan het juk van het kapitaal slechts afwerpen door de
bourgeoisie als klasse omver te werpen, door het systeem van de kapitalistische
uitbuiting zelf te vernietigen.
egalisatie van de
winstvoet vragen begrijpen van de tekst
(in
principe zijn de antwoorden letterlijk terug te vinden in de tekst ; de
cijfers na de vraag geven de bladzijde; het eerste cijfer is de uitgave
van januari 2007 ; waar een tweede cijfer aangegeven gaat het over de
vorige uitgave)
Wat is de kapitalistische kostprijs 201 189
De kapitalistische kostprijs is kleiner als de
werkelijke productiekost W-V? 201 185
De kapitalistische kostprijs is altijd kleiner
als de waarde: waar of vals? 201 185
Hoe ontstaat de schijn dat de winst een
voortbrengsel van het kapitaal zou zijn ? 202 186
De winstvoet is altijd kleiner dan de
meerwaardevoet: waar of vals ? Waarom ? 202 186
Hoe noemt men de verhouding constant
kapitaal/ variabel kapitaal ? De verhouding constant kapitaal/ variabel
kapitaal is omgekeerd evenredig met de winstvoet: waar of vals ? 203 186
De extrawinst gaat, binnen een bepaalde
bedrijfstak, naar de ondernemingen waar de productiviteit het hoogst is :
W V 203 187
De extrawinst gaat, binnen een bepaalde
bedrijfstak, naar de ondernemingen waar de afzonderlijke waarde van de waren
lager is dan de maatschappelijke waarde : W V 203 187
Eens de gemiddelde winstvoet is tot stand
gekomen, heeft de waardewet geen effect meer: W ou V? Waarom?
Tussen de
productiesferen gaat de transfert van meerwaarde
a. in de richting van de sector met een hoge
organische samenstelling
b. in de richting van de sector met een lage
organische samenstelling
c. onbepaald
Waarom zijn
er in het eerstestadium van het kapitalisme verschillen tussen de winstvoeten
van verschillende prodfuctietakken ?
Wat is de productieprijs 205 ???
Moesten de waren aan hun waarde verkocht
worden, dan zouden de sectoren met de laagste organische samenstelling het
meeste winst maken : W V 188
In een bepaalde sector komen de
productieprijzen niet meer overeen met de som van de waarde van de waren ?
W V ? Is dat het geval voor alle sectoren ? 190
Als wij nu heel de omweg moeten doen langs de
waarde, om dat toch uit te komen op noties zoals productiekost en
productieprijs, kunnen wij dan die fameuze waardewet niet vergeten?
Antw : de productieprijs is slechts een
veranderde vorm van de waarde p.206 onderaan
Geef drie redenen waarom de productieprijs
slechts een veranderde vorm is van de waarde. 207 191
In welke mate drukt de gemiddelde winst de tegenstelling tussen twee tegengestelde
klassen uit? 208 192
Wet van de tendens tot
daling van de winstvoet
Henri Houben reële winstvoet van amerikaanse automobielindustrie |
Een
progressieve groei van het constant kapitaal tegenover het variabel kapitaal
zal automatisch een geleidelijke daling van de algemene winstvoet meebrengen,
zelfs al varieert de meerwaardevoet niet.
"De tendens tot daling van de algemene winstvoet is dus niets anders
als een manier, eigen aan de kapitalistische produktiewijze,om de vooruitgang
van de algemene produktiviteit uit te drukken. Die daling is een evidente
noodzaak die voortvloeit uit de essentie van het kapitalisme zelf. Gezien het
belang van die wet voor de kapitalistische produktiewijze kunnen wij zeggen dat
het het mysterie is waarvan de oplossing heel de politieke ekonomie bezighoudt
sedert A.Smith." (Marx, HK - eigen vertaling)
"De wet van de progressief dalende winstvoet sluit absoluut niet uit
dat de massa arbeid die door het sociaal kapitaal wordt uitgebuit in absolute
waarde stijgt; noch evenmin dat de massa meerarbeid stijgt die door dat kapitaal wordt toegeëigend.
bijv.: situatie I 4c +2v +2mw; C=6,
w'=33,33%
situatie II 15c +3v +3mw; C=18,
w'=16,66%
Het is zelfs niet genoeg te zeggen dat die mogelijkheid zich kan
voordoen. Meer nog: op basis van de kapitalistische produktiewijze moet het
zelfs zo zijn." (Marx, Le Capital, L III ,Tome I, Ed.Soc.,Paris, 1957; p.230)
Concrete voorbeelden van
dalende winstvoet
Martin
Wolf, ex economist van de Wereldbank, in debat met Susan George (Attac enz.):
"1980 betekent het einde van een lange inflatieperiode, die samenviel met
een bruuske stijging van de grondstoffen (de petroleumcrisis), en die zich
vertaalde in een historisch laag aandeel van de winsten in het BBP. In
Groot-Brittannië was, als men rekening houdt met de inflatie, het aandeel van
de winst in het BBP, in 1980, waarschijnlijk 0%. In de VS heeft die winstvoet,
zonder zo'n laag peil te bereiken, een historisch laag peil bereikt" (Pour&Contre la
mondialisation libérale, Grasset 2002, p.54).
"De rentabiliteit zakte in elkaar. Om dit verschijnsel
te verklaren zou men de indruk kunnen hebben dat de fameuze "wet van de daling van de winstvoet " van Karl Marx eindelijk bevestigd
werd door de feiten, in al zijn doctrinaire rigiditeit. De dramatische daling
van de rentabiliteit van de ondernemingen hebben de mechanisatie versneld. Zo
is de tewerkstelling meer en meer in een tang genomen. Enerzijds een continue
technologische vernieuwing die arbeid uitspaart door het te elimineren.
Anderzijds de vermindering van de tewerkstelling." (Mark Eyskens, La
source et l'horizon, 1985, p.148)
Oorzaken die die wet afremmen
Hoe kan
men, gezien de enorme ontwikkeling van de productiviteit, uitleggen dat die
daling niet sneller gaat? Zo werd het probleem gesteld ten tijde van Marx. Want
het is niet Marx die die wet heeft uitgevonden, maar zijn tijdgenoot Ricardo.
Oorspronkelijk leverde de burgerlijke economische
theorie een antwoord op deze vragen. Eens haar macht gevestigd, heeft de burgerij alleen de meest achterlijke
aspecten van Smith en Ricardo behouden zoals bijvoorbeeld de stelling van Smith
over de onzichtbare hand. Hun vijandigheid tegenover die wet heeft natuurlijk
een reden: "De daling van de
winstvoet zal de oprichting van nieuwe autonome kapitalen vertragen en zij
schijnt dus de ontwikkeling van de kapitalistische productie te remmen, zij
bevordert de overproductie, de speculatie, de crisissen. In de ontwikkeling van
de productiekrachten vindt de kapitalistische productiewijze een grens die
niets te maken heeft met de productie van rijkdom op zichzelf; en deze heel
speciale beperking getuigt van het louter historisch karakter van het
kapitalisme" (Marx, HK)
"De
waarde van het constant kapitaal -in zijn verhouding met het totaal kapitaal-
stijgt niet in dezelfde mate als zijn materieel volume. De hoeveelheid katoen
die een Europese spinner individueel verwerkt in een modern bedrijf is
ongelooflijk gestegen in verhouding met wat de vroegere spinner verwerkte op
zijn spinnewiel. Maar de waarde van dit katoen is niet in dezelfde mate
gestegen als zijn massa. Wij kunnen hetzelfde zeggen van de ontwaarding van het
bestaande kapitaal". (Marx, HK)
Idem voor
de buitenlandse handel:
"In de mate dat de buitenlandse handel de prijs doet dalen zowel van
de verschillende elementen van het constant kapitaal, als van de noodzakelijke
levensmiddelen waarin het variabel kapitaal zich omzet, gaat de winstvoet
omhoog." (Marx, HK)
monopoliewinsten
"Overal waar een gemiddelde winst tot stand komt, betekent die
gemiddelde winst niets anders als de winst gedeeld door het gemiddelde
maatschappelijk kapitaal. Niets zou veranderen als de kapitalen in bepaalde
productiesferen voor een of andere reden niet zouden onderworpen zijn aan dit
egalisatieproces. De gemiddelde winst zou dan
berekend worden in verhouding tot die fractie van het sociaal kapitaal
die in dat egalisatieproces meespeelt" (Marx, HK)
« Open » vragen
voor de groepsdiscussie
Waarom hebben de kapitalisten in een
crisisperiode tendens om meer nieuwe technologieën in te voeren? Wat zal het
effect zijn op de winstvoet en op de algemene crisis?
Francis
Mer, ex-PDG van Usinor (hij privatiseerde het waalse Cockerill Sambre) en ex
Frans minister van economie, vond dat
"de waardescheppingsvoet vandaag gevraagd aan de ondernemingen een
grote leugen is. Het economisch wereldsysteem is niet in
staat een winstvoet te scheppen van 15%. De investeerders (de pensioenfondsen)
focaliseren zich op een paar heel winstgevende sectoren... en eisen van de
andere dezelfde prestaties. Dit is onmogelijk ». (Le Monde 26/11/1999) Wat
heeft Mer niet begrepen dat wij nu wel begrijpen ?
En de moraal van dit verhaal :
"Ik kan niet zeggen: speculeren mag
nooit, want je kan het sparen van mensen niet veroordelen. Maar het criterium
is: als ik geld maak met geld, dan moet dat dienen om arbeid mogelijk te maken.
Wanneer het geld gewoon dient om het privé-bezit te doen groeien, dan heb ik
daar mijn bedenkingen bij. Speculeren met geld om nog meer geld te vergaren, is
een typisch mechanisme van de mammon: het geld wordt gereproduceerd, altijd
voor dezelfden en dat is zeer gevaarlijk. Geld speculatief gebruiken tegen de
arbeid is onaanvaardbaar. Mensen afdanken alleen maar om de rendabiliteit, om
de opbrengst van de aandelen te verhogen, is pure verrijking. Het zijn stille
dodingen. Het is onaanvaardbaar. Ik zou toch wel willen waarschuwen om niet te
veel te triomferen na de val van het communisme: het kapitalisme in zijn
extreme vormen, zoals het hier en daar voorkomt, geeft toch ook aanleiding tot
heel veel onvrijheid en armoede. Kapitalisme en de vrije-marktekonomie, dat
valt niet helemaal samen, al is het waar dat het kapitalisme de
vrije-marktekonomie promoot. Ik kan niet instemmen met het kapitalisme als
dusdanig, waarbij het kapitaal boven de mens wordt gesteld. We vinden ons wel
terug in een vrije markt die gecorrigeerd wordt. Correkties zijn
noodzakelijk". (Financieel Economische Tijd 6 maart 1993 GD)
Van wie zou
dit citaat kunnen zijn en wat vind je
ervan? (*antwoord einde van blog)
Aankondiging les 4
reproductie
"Van
zodra de hoeveelheid meerarbeid gematerialiseerd is in waren, is de meerwaarde
geproduceerd. Maar met die produktie van meerwaarde is alleen het eerste
bedrijf gespeeld. Dan begint het tweede bedrijf; de totale massa van waren moet
verkocht worden. Als die verkoop niet of maar gedeeltelijk doorgaat, of als ze
moet gebeuren aan prijzen die lager zijn dan de productieprijs, dan is de
arbeider uitgebuit geworden, maar dan kan de kapitalist zijn uitbuiting niet
als dusdanig realiseren. Dat kan zelfs gepaard gaan met het verlies van een gedeelte of de
totaliteit van zijn kapitaal. De voorwaarden van de onmiddellijke uitbuiting en
die van haar realisatie zijn niet identiek. De eersten hebben als grens enkel
produktieve kracht van de maatschappij, de tweede de consumptiecapaciteit. Maar
deze is bepaald door de antagonistische distributieverhoudingen, die de
consumptie van de maatschappij tot een minimum herleidt dat slechts binnen min
of meer enge grenzen kan variëren." (Marx, Le Capital)
(*) Kardinaal Godfried Danneels
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire